Interview met Leon de Winter, de hardst werkende schrijver van Nederland
Tevens StamCafé, met extra friet
door Arthur van Amerongen
BELANGRIJKE DIENSTMEDEDELING: HET BOEK ANNUS HORRIBILIS VAN ARTHUR VAN AMERONGEN IS NU TE KOOP IN EEN UNIEKE GS-EDITIE
Arthur: Je bent nog steeds geen ereburger van Den Bosch. Of heb je inmiddels al een eigen straat daar?
De Winter: “Helaas, die eer is me nog niet ten deel gevallen. Ik ben ook nooit uitgeroepen tot Prins Amadeiro, de vorst van Oeteldonk, een groot gemis. Ik heb natuurlijk wel de Schrijversprijs der Brabantse Letteren gewonnen in 2009, met mijn roman Het recht op terugkeer. En de Literatuurprijs van Die Welt voor mijn hele oeuvre, wat een belangrijke prijs is, en de Duitse Buber-Rosenzweig-Medaille voor mijn strijd tegen antisemitische en racistische tendensen in politiek, samenleving en cultuur. Ik sta in een rijtje met presidenten en ministers. Maar Duitsland is zo woke als de ziekte geworden, dus voorlopig even geen onderscheidingen daar, ofschoon ik blijf hopen.
Toen de vertaling van Het recht op terugkeer verscheen in 2009, werd het boek door sommige boekhandels in Duitsland geboycot omdat ik islamofoob zou zijn. Der Spiegel wilde weten wat ik daarvan vond. En toen was mijn antwoord dat ik dat een laffe beslissing vond, die haaks stond op goede Duitse tradities. Ik zei: “Ze horen mijn boeken juist op straat te verbranden, voor de boekwinkel.” Die quote kwam integraal in Der Spiegel en dat werd niet gewaardeerd, haha!
In Duitsland is er nu trouwens een heel curieus verschijnsel, waarbij juist de regeringspartijen en de media overwegend pro-zionistisch zijn. De voorzitter van de Bondsdag zei tijdens de opening van het Holocaustmuseum dat Duitsland een speciale verantwoordelijkheid draagt. Kom daar maar eens om in Nederland. Hoewel, Martin Bosma kan zoiets ook zeggen.”
De kentering
“De omslag kwam na 9-11. Toen ben ik er eens goed voor gaan zitten. Ik had wel eens wat gelezen van Bernard Lewis over de islam, maar had me nooit echt in de materie verdiept. De Koran heeft toen jaren op mijn werktafel gelegen. En geloof het of niet, ik las daar elke dag wel minstens drie, vier pagina's in. Curieus boek, niet meeslepend, maar juist samenvattend vol korte verwijzingen naar Bijbelse anekdotes, ofwel bedoeld voor een joods en christelijk publiek dat die anekdotes kende. En toen ben ik veel over de islam gaan schrijven. En er omheen gaan lezen, want ik wilde natuurlijk weten waarom ze ons zo haten. Wat hebben wij gedaan dat we zo gehaat moeten worden? En vervolgens werd Ayaan Hirsi Ali verketterd door links Nederland, dat was ook een van de dieptepunten. Journalisten en schrijvers in Nederland zijn overwegend links. Het hele establishment is links. De critici van de zittende macht vind je niet meer bij de gevestigde linkse partijen. De berichtgeving over Israël is schandalig, kijk naar de Volkskrant. Het is best wel bijzonder dat de Telegraaf dan uiteindelijk de kar moet trekken als het om de strijd tegen antisemitisme gaat. En ik zag van de week per ongeluk het NOS-journaal. In vergelijking daarmee is Al Jazeera een heel genuanceerde omroep.”
Het recht op terugkeer
“Ik stond met Het recht op terugkeer op de shortlist van de AKO-literatuurprijs 2008, maar Doeschka Meijsing won met haar roman Over de liefde. Sinds Het recht op terugkeer kan ik het schudden, qua prijzen. In eerste instantie door mijn opstelling ten aanzien van Israël, en daar kwam Donald Trump ook nog eens bij. Toen ik over hem een begrijpelijke toon aansloeg was ik ineens een soort neocon, ofschoon… neocons en Trump gaan niet goed samen.
Een paar jaar eerder, in 2012, was ik met het hele gezin dwars langs de ruggengraat van de Verenigde Staten gaan reizen, dus niet van oost naar west, maar van het zuidelijkste puntje van Texas naar boven. Dat was gruwelijk, al die spookdorpen, al die verlaten, vervallen industrieterreinen, de dichtgetimmerde winkels in Main Street. Je kon er nog naar de pawn shop en naar de lokale Chinees of Mexicaan. Meer was er niet. Dat vergeten Amerika was het electoraat van Trump: de verguisde en verwaarloosde Amerikanen. Ik dacht dus te begrijpen aan wie Trump een stem gaf, ik had de armoede gezien en de overvette Amerikanen die van de Chinees naar hun truck wankelden. En toen ik dat uitte, hoorde ik ineens bij de gekken, bij de neocons. Ik ben toen bij Buitenhof geweest en daar zeiden ze: dat was een leuk gesprek, meneer de Winter, u moet snel nog een keer langs komen. Nooit meer iets gehoord.”
Ik wilde een jonge intellectueel zijn met haar tot over mijn schouders
“Ik heb me ook nooit begeven in schrijverskringen, stond altijd aan de zijkant. Ik zat ook niet in gespreksgroepjes. Zo nu en dan kwam ik een schrijver tegen, ergens bij een lezingencyclus. Gesprekken tussen jonge schrijvers. Ik dacht dat Frans Kellendonk daarbij zat. En Bas Heijne. Misschien vergis ik me en waren het anderen, ik heb een geheugen waarin alleen blijft hangen wat me dierbaar is, ik ben dus gezegend met vooral fijne herinneringen. We zouden discussiëren over literatuur. Ik had haar tot ver over mijn schouders, maar verder geen idee. En ik kon ook niet meepraten met die mensen. Ik voelde me er niet thuis. En daar werd ik opeens geconfronteerd met jonge intellectuelen. Daar was ik nog erg onzeker over: wat voor schrijver was ik? Ik wilde in die jaren ook een jonge intellectueel zijn. Maar ik had nog niet door dat ik vooral een jonge verhalenverteller was. Ik wilde een sterk verhaal vertellen. Dat durfde ik pas toen ik dertig werd.”
Verrader van de literatuur
“Een van mijn grote voorbeelden was Isaac Bashevis Singer, zijn verhalen over de shtetl en het leven in Oost-Europa. Mijn ouders kwamen ook uit die totaal armzalige kringen van overlevenskunstenaars, halve oplichters, goochelaars en marktkooplui, zo dacht ik, en later ontdekte ik dat dat klopte. En ik was dol op John Updike, Saul Bellow en Bernard Malamud. En de eerste keer dat ik een Amerikaans geïnspireerd boek schreef, was Kaplan in 1986. Eerder had ik mooie, fijnzinnige boeken geschreven als Zoeken naar Eileen en La Place de la Bastille, beide prachtig verfilmd door Rudolf van den Berg. Maar ik wilde iets anders, iets wat in mijn vezels zat. Ik wilde een lach en een traan. Ik zocht naar wat de Duitsers Fabulierlust noemen, met veel plezier verhalen vertellen, verrassen, grappen en grollen maken. “Ja, maar,” zeiden de recensenten: “dat is on-Nederlands, hoor.” Dat overkwam me in ’86 met Kaplan, een vette liefdesroman met die beruchte lach en een traan. Toen werd ik een verrader van de literatuur genoemd in een stuk van Tom van Deel in Trouw, geloof ik; ook hier laat m’n geheugen me in de steek, zoals ik al vijftig jaar meemaak, een heerlijk selectief geheugen. Ja, ik was een verrader van mijn eigen werk. Het talent dat ik had, dat gaf ik op voor het geld. Ik wilde makkelijk succes. Ja, ja! Maar: easy reading is hard writing. Het is juist uitzonderlijk moeilijk om op het juiste moment het juiste effect te sorteren. De binnenkant van het verhaal te construeren en te polijsten. De dramaturgie. Wanneer moet je met welke opmerking komen?
Het timen van alles. Het is behoorlijk ingewikkeld. Mijn filmkant – ik ben opgeleid aan de Filmacademie en ben bij behoorlijk wat films en series betrokken geweest - leidde me naar dat precieze plotten. Maar nee, ik was een verrader van mijn eigen talent.
1995 - Ik heb al een boek (KRO)
De code is dat je nooit moet reageren op een recensent. Ik heb het één keer gedaan.
Literatuurmandarijn Carel Peeters van Vrij Nederland schamperde dat ik Cosmopolitan-boekjes schreef. Lectuur voor domme vrouwtjes, iets in die geest. Ik was ongeveer 48 uur woedend na die kritiek van Peeters en van Van Deel. Precies zo lang duurt een gemiddelde ruzie in een goede relatie. Ik ben toen antwoorden gaan schrijven, een stuk of 12 briefjes, aan die recensenten. En toen was de woede weg. Ik heb de briefjes nooit verstuurd, mijn uitgever raadde dat ten strengste af. Ik was nog heel jong en kende de code niet. De code is dat je nooit moet reageren op een recensent. Ik heb het één keer gedaan. Aad Nuis schreef een vernietigend stuk in De Haagse Post (toen nog zonder De Tijd) over mijn eerste roman: De (ver)wording van de jongere Dürer. Ik vond het Duits een hele mooie taal. Op de middelbare school heb ik van het Duits leren houden. Van de Neue Deutsche Welle, de renaissance van klassieke Duitse werken. Jonge Duitsers die klassiekers moderniseerden. Zoals Lenz van Peter Schneider. En Die neuen Leiden des jungen W. van Ulrich Plenzdorf. Dat was geïnspireerd door het beroemde boek van Goethe. Die titels en auteurs kan ik zo opdreunen want, in mijn geheugen staan ze gerubriceerd bij de afdeling ‘geliefd’. Ik dacht, dat wil ik ook, zo’n boek schrijven. Ik had als voorbeeld Aus dem Leben eines Taugenichts van Jozef von Eichendorff. Een heel belangrijk boekje uit de Duitse romantiek, dat had ik nog op school gelezen, een dromerig, half-absurd sprookje. Ik schreef over een jongen die in de Bijlmer woont en dat boekje leest en er holderdebolder van raakt. Ik won er in 1979 de Reina Prinsen Geerligsprijs mee, de imposante debutantenprijs genoemd naar een studente Nederlands die in het verzet ging en in 1943 werd verraden en daarna werd geëxecuteerd in Sachsenhausen. 144 gulden. Gerard Reve was de eerste debutant die met De Avonden de prijs won, ik de laatste. Na mij werd de prijs door de behoudend christelijke familie van Reina opgeheven, want ik had in die roman te veel over seks geschreven. Van het geld kocht ik een mooie leren aktetas bij de Bijenkorf. Was anders veel te duur voor mij. Ik heb hem nooit gebruikt, hij was me te verfijnd en te kwetsbaar, dus de tas is decennia lang opgeborgen geweest in een prachtige hoes die je erbij kreeg. Ik heb ‘m kort geleden aan mijn zoon gegeven. Hij gebruikt de tas wel. De tas zal nu gaan slijten. En zo hoort het…”
Aad Nuis dus.
Glimlachen als een geslacht varken
“Aad Nuis schreef in de Haagse Post een recensie over De (ver)wording van de jongere Dürer, met als kop: Glimlachen als een geslacht varken. En Nuis schreef: “Kijk dat beeld van een glimlachend varken in dat boekje is een nep beeld, een kunstmatig beeld. Zoals dat hele boek kunstmatig is. Dit is een heel slecht debuut.”
Toen ben ik naar het slachthuis gegaan in Amsterdam, daar bij de Cruquiusweg, en heb ik een grijnzende varkenskop gekocht en die verpakt in een doos. En die doos heb ik naar de redactie van de HP gebracht. Die wisten niet precies wat ze ermee aan moesten. Later hoorde ik dat ze hem aanvankelijk niet durfden te openen omdat ze bang waren dat er een bom in zat. Nu komt ’ie: jaren later is Aad Nuis staatssecretaris van cultuur. En het toeval wil dat ik de schrijver van het Boekenweekgeschenk ben in 1995, Serenade, een serenade voor een joodse moeder als de mijne, die een jaar eerder was overleden. En wie kom ik tegen in Carré op de avond van het Boekenbal? Vanzelfsprekend: Aad Nuis, de staatssecretaris! Hij had 200.000 extra exemplaren van het Boekenweekgeschenk gekocht. Om uit te delen onder middelbare scholieren. Waardoor mijn Boekenweekgeschenk sindsdien het Boekenweekgeschenk is met de hoogste oplage ooit, 766.000 om precies te zijn. Serenade heeft het Guinness Book of Records gehaald, de oorkonde heb ik nog steeds hier hangen. Nuis en ik komen gezellig te praten over die vernietigende recensie van hem en vervolgens over die varkenskop. En hij zegt tegen mij: "Weet jij, heb je ooit gehoord wat er met jouw varkenskop is gebeurd? Ik zeg nee, ik heb geen idee, die is toch weggegooid, lijkt me? En Nuis zegt:’Die kop hebben ze in de redactie in de koeling gezet. Een paar dagen later werden de burelen van de Haagse Post bezet door Molukkers. Want de Haagse Post had iets vervelends geschreven over Molukkers en de kapingen. De Molukkers beschouwen zo’n varkenskop als een delicatesse en dus hebben ze die kop gekookt en met rijst lekker opgepeuzeld.’ “
Wie wordt niet vrolijk van geouwehoer over friet?
Arthur: Over eten gesproken, hoe zit het met je friet? In het Volkskrant Magazine van oktober 2022 kwam je uitgebreid aan het woord over je revolutionaire friet. Het leek wel een advertorial. Volgens mij was het helemaal niet de bedoeling van de twee interviewsters.
De Winter: "Dat Is nog een flinke rel geworden bij die krant, hoorde ik, want de dames waren erop uitgestuurd om mij te vermoorden. En in plaats daarvan gingen ze met mij op vakantie!
Die dames dachten, we laten hem helemaal ontspannen en over zijn friet lullen, en dan slaan we toe. Ach, na 10 minuten zaten we losjes te ouwehoeren en was ik mijn argwaan vergeten, zoals vaak, en waren zij de moordopdracht ook een beetje vergeten. En wie wordt niet vrolijk van geouwehoer over friet?
Ik heb dus behalve lowcarb friet ook Fries in the Skies ontwikkeld. Dat doe je niet alleen, ik werk inmiddels in echte teams. Mijn zoon, die contraterrorisme heeft gestudeerd in Israël - zo’n studie is een perfecte voorbereiding op het zakenleven - leidt het frietbedrijf, het heet Fries & Writers. Elke dag wordt door duizenden passagiers onze friet gegeten, boven de wolken. In eerste instantie wilde Transavia die friet de hele dag serveren, maar dat kan dus niet met friet. Friet eet je vanaf ongeveer half twaalf. Dat wist ik dus niet. Dat was een leermomentje waar ik Transavia erg dankbaar voor ben. Later bleek logistiek mijn friet niet te passen bij Transavia, maar het bedrijf had mij de kans geboden om door te dringen in de vliegtuigcateringbusiness. Ik heb voor de eerste vliegtuigtest bij Transavia een dag lang mogen doorbrengen in het crew-center van Transavia op Schiphol, en ik gaf aan een stuk of 12 crews tasjes met mijn friet mee. Die zouden ze in de lucht gaan testen. Je kan wel op de grond testen, maar in de lucht op 10.000 meter hoogte vindt er een smaakverandering plaats. De reacties van de crews waren fantastisch. Een dag later bestelde Transavia bij mijn vliegtuigcateraar, Foodcase in Wageningen, waar we sinds die dag mee samenwerken. Dat was het begin van het einde van de frietziekte waaraan ik leed. Hoewel, nog steeds lijd ik eraan, nu ik erover nadenk.”
Pitchen bij McDonald’s
“Ik en mijn neef, die hartchirurg is, zouden met onze lowcarb friet wel eens eventjes die frietwereld op z'n kop gaan zetten. Die mooie gedachte ontstond zo rond 2014, 2015. Man, man, ik heb maanden, nee, jaren in de tuin gestaan, onder een afdakje. Friet bakken.
Een soort nutty professor. Jessica werd gek van me. Dat leidde tot krankzinnige avonturen. Mijn neef en ik zijn de halve wereld over gereisd toen we bedachten dat onze lowcarb friet een perfect alternatief was voor bestaande friet, dus gingen we pitchen bij het hoofdkantoor van McDonald's in Chicago en bij grote investeerders als BlackRock in New York. De CEO van uitgeverij Springer in Duitsland is een vriend van me. Die ontmoette op een symposium de CEO van McDonald's en die hadden kaartjes uitgewisseld. Via die vriend is het bezoek geregeld op het hoofdkantoor van McDonald’s. Daar viel mij de doodsangst op. Het personeel kan zich niet veroorloven een fout te maken. Als je een fout maakt, zal degene die net een half treetje lager staat jou bij de strot grijpen. Bij dit soort bedrijven moet je als werknemer dus ontzettend voorzichtig zijn, de grenzen zijn heel duidelijk. Daar moet je een trouwe uitvoerder zijn. En vooral niet te creatief zijn. Trouwens, ik heb mensen van McDonalds Nederland leren kennen, en die zijn op z’n Hollands wel open en duidelijk en tonen lef. Maar, ja, het hoofdkantoor…
Mijn insteek in Chicago was: jongens, ik heb die frieten, die zijn veel beter dan die van jullie. Het gesprek dat we uiteindelijk daar hadden met de hoofden van global menu selection of zoiets, was met vijf mensen en die hebben op één na in die anderhalf uur geen woord gezegd. Het was als een jongensdroom om daar te mogen zijn, in zo'n proefkamer bij McDonald's op het hoofdkantoor. Er is een enorm grote, lange, lange keuken en daar komen deuren op uit en achter elke deur is een bespreekkamer en een klein keukentje. Het voordeel van pitchen met voedsel is dat je de mensen meteen kunt laten proeven. Je hebt een koelboxje bij je en daar zitten bewijzen in. Dat lukt niet als je bijvoorbeeld een film pitcht. Maar McDonald's staat niet open voor nieuwe ideeën en heeft natuurlijk geen friet in de lucht. Later, toen ik mijn Fries in the Skies had ontwikkeld, die dus een vervolg zijn op de lowcarb friet maar iets totaal anders is, vertelde ik ze: jullie kunnen heel makkelijk friet in de lucht verkopen, dan moet je gewoon onze friet nemen. Ik heb ze nog niet zover gekregen, maar ik blijf het proberen. Ik kan niet anders.
Mijn neef en ik ontdekten dat in Nederland de belangrijkste ontwikkelingsunit staat van de grootste fabrikant van heteluchtovens voor vliegtuigen. Daar ging ik regelmatig heen om de friet te testen waarmee ik in mijn tuin had staan experimenteren. Vliegtuigfriet was niemand gelukt: Aviko lukte het niet, Farm Frites lukte het niet. En die kwamen er ook geregeld testen omdat het een interessante markt is. Maar die bedrijven produceren op dezelfde manier ingevroren friet als in de jaren 50. Aan het proces is niets veranderd. Vernieuwd zijn de productielijnen. In Zeeland heeft de grootste frietproducent in de wereld, het Amerikaanse bedrijf Lamb Weston, een nieuwe hal van 250 miljoen neergezet. Als je die lijnen ziet denk je dat je bij NASA binnenkomt. Wat het geheim van de smid is?
Ik kan niets onthullen, maar er zit natuurlijk een speciale coating op onze friet. De wereld draait om speciale coatings. Een gepatenteerde coating, waarvan ik mede-eigenaar ben, en waar investeerders in zitten. We hebben nu een nieuwe stap gezet: we stonden op de Horecava met ons eigen oventje, de Fritessa. Het Nespresso-apparaat van de friet. Het oventje is gebouwd door de laatste overgebleven horeca-ovenbouwer in Nederland, Devapo. En die heeft een oven voor mij gebouwd.”
Het geheim van de smid
De Winter: “Voor de lowcarb friet natuurlijk een low carb aardappel. Met een hele andere verhouding tussen de droge stof en vocht. Een aardappel heeft heel veel voedingsstoffen, de aardappel gaat rijst opzij dringen wanneer het gaat om het voeden van de mensheid. En in de droge stof, wat dan droge stof heet, daarin zitten de calorieën en de koolhydraten. En omdat ik jaren geleden low carb friet wilde, wilde ik veel meer water in die aardappel hebben. Nou, er bleek net zo'n aardappel te zijn ontwikkeld door aardappelveredelaar HZPC. Daar werken briljante mensen die elk jaar nieuwe rassen produceren die beter groeien, minder water nodig hebben, beter bestand zijn tegen ziektes. Maar die natte aardappelen kun je op een normale manier niet frituren. In die frietbusiness haten ze dat soort aardappelen. Waterpiepers zijn gedoe en gezeik. Maar dat is exact wat mijn neef en ik wilden. En daar hebben we toen een methode voor bedacht. En dat werd onze eigen low carb friet. Maar we wisten helemaal niks toen we eraan begonnen. We wisten niet eens wat frituren was. Tot we ontdekten dat ze in Wageningen afstuderen op frituren. Frituurprofessors. Dat is wel waanzinnig, in wat voor wereld we terechtkwamen. Het is een hele grote, typisch Nederlandse industrie. Er zijn twee streken in de wereld waar deze industrie bestaat: In het noordwesten van Europa en het noordwesten van de Verenigde Staten. Nederland loopt voorop.”
“Of ik naar het Boekenbal ga? Ik ga omdat Jessica gezegd heeft dat ik absoluut mee moet. Een keer was het leuk, toen ik de gebraden haan was, met mijn Boekenweekgeschenk in 1995. Ik keek net in mijn kast met kleren die me nog pasten toen ik vijftig was, bleek mijn tuxedo helemaal te zijn aangevroten door de motten. Dus ik doe een eenvoudig colbertje aan. Met het logo van onze friet!”
BELANGRIJKE DIENSTMEDEDELING: HET BOEK ANNUS HORRIBILIS VAN ARTHUR VAN AMERONGEN IS NU TE KOOP IN EEN UNIEKE GS-EDITIE
Reaguursels
Dit wil je ook lezen
Rita Verdonk: politiek is niet voor bange mensen
BEMMEND INTERVIEW (tevens StamCafé)
De paniekindustrie en activistische journalisten
Interview met wetenschapsjournalist Simon Rozendaal
Eindejaarsinterview met Metje Blaak: de hoeren en de boeren krijgen altijd de schuld
Metje Blaak (Almelo, 1949) zat in het volle leven, was woordvoerster van belangenorganisatie De Rode Draad en van Vakwerk, de vakbond voor prostituees, schrijft boeken en fotografeert.
Adjiedj Bakas, Trendwatcher des Vaderlands
De zelfverklaarde nattevingersjamaan, juichneger & choco-adoptiefje blikt vooruit