De Boze Blanke Man - Jan Montyn: heerlijk fout voor, tijdens en na de oorlog
Op de vrolijke prent die bij ons en in huize Montyn hing, zie je de brede weg vol verleidingen (leuke hoeren, gezellige kroegen, gokhuizen) en het moeilijk begaanbare pad slingert naar de hemel
Montyn staat in mijn top 10 van Nederlandse boeken. Ik las het meesterwerk van Dirk Ayelt Kooiman over duivelskunstenaar Jan Montyn in een ruk uit in 1982 en stond perplex. Dat had ik niet vaak meegemaakt, sinds Ik Jan Cremer.
Jan Montyn (eigenlijk Montijn) werd kort voor de Tweede Wereldoorlog lid van de Nationale Jeugdstorm, naar voorbeeld van de Hitlerjugend. Die jongerenclub was voor hem een bevrijding na het benauwende zwartekousekerk-milieu in Oudewater waar Montyn opgroeide. Hij bezocht trainingskampen in Oostenrijk, trad in dienst bij de Kriegsmarine en overleefde op het nippertje een schipbreuk na een torpedo-aanval. Montyn vocht in Letland, aan het Oostfront in de loopgravenoorlog in Koerland. In Berlijn maakte Montyn de laatste dagen van het Derde Rijk mee. Na de oorlog kwam hij terecht in een heropvoedingsgesticht, meldde zich vervolgens aan bij het Vreemdelingenlegioen in Algerije, deserteerde en raakte gewond in de Koreaanse oorlog, waar hij als vrijwilliger meevocht bij een Nederlandse legergroep.
Op de website van Nederlanders in het Vreemdelingioen las ik dit: Jan Montijn, als er gesproken wordt over Nederlanders die in het Franse Vreemdelingenlegioen hebben gediend duikt zijn naam meestal op. Nog recent (2014) in de aankondiging van het boek “Geen mannen maar Duivels” van Rende van de Kamp over Nederlanders in het Franse Vreemdelingenlegioen staat Montyn genoemd: “Beroemde schrijvers en oud-legionairs als Jan Montyn, Richard Klinkhamer, Louis Ferron en Jan Cremer passeren de revue”.
Montyn werd een succesvol kunstenaar en haalde kinderen uit oorlogsgebieden Korea, Vietnam, Thailand en Cambodja en regelde kindertransporten. Hij raakte aan de alcohol en werd na een tijdje goed gek.
Toen ik het boek las, dacht ik: dat had mij ook kunnen overkomen. Het was of het Oostfront geworden, of het verzet. De Trouw en het Parool bezorgen. Bij het verzet kreeg je genoeg te eten en kon je neuken, maar dat kon bij de moffen natuurlijk ook. Maar goed, uiteindelijk mocht ik zelfs niet bij de padvinderij van mijn moeder omdat die heidens was.
Het verstikkende zwartekousenkerkmilieu waar Montyn opgroeide, kende ik als geen ander, Ook bij ons thuis hing die ontzagwekkende prent uit Eens Christens reize naar de Eeuwigheid, een boek van de Britse predikant John Bunyan, dat hij in 1675 in de gevangenis schreef. Het geldt als een meesterwerk van de Engelse literatuur. Ik heb het origineel, The Pilgrim's Progress from This World to That Which Is to Come, in mijn kast staan en vroeg mij af of het schitterende boek nog gelezen wordt in Nederland. Het staat zowaar op Bol.com.
Op de vrolijke prent die bij ons en in huize Montyn hing, zie je de brede weg vol verleidingen (leuke hoeren, gezellige kroegen, gokhuizen) en het moeilijk begaanbare pad slingert naar de hemel.
De kern van het boek en het schilderij komt uit de Bergrede van Jezus: 'Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die door dezelve ingaan; Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die denzelven vinden' ( Mattheüs 7:13, 14).
Het boek Montyn kwam aan als een mokerslag. Voor die tijd las ik Jan Cremer, Jan Wolkers, Maarten ‘t Hart, Maarten Biesheuvel en Reve. Latere boeken die indruk maakten waren Veranderlijke en wisselvallig van Geerten Meijsing, Casino van Marja Brouwers, Mystiek Lichaam van Frans Kellendonk en Op de rug van Vuile Zwanen van René (later Renate) Stoute.
Ik zag Kooiman wel eens door Amsterdam fladderen in die tijd. Hij viel nogal op want droeg hij droeg hetzelfde wufte kapsel als Bert van der Veer, een kekke bril en hij loensde, al was het niet zo erg als bij Trein Oosterhuis, bij wie de tranen kruiselings over haar rug biggelen als zij weent. Even wat Wikipedia-brei: Kooiman had in De Revisor zijn opvattingen over literatuur uiteengezet, die onder meer inhielden dat de anekdote en het realisme niet in de literatuur thuishoorden, maar wel vorm, verbeelding en reflectie. Hij en zijn medestanders stonden een meer op verhaalanalyse gerichte, geconstrueerde schrijfwijze voor, die de Revisor-auteurs de door de criticus Aad Nuis bedachte bijnaam 'Academisten' opleverde. Door wisselingen in vertelperspectief, manipulaties met het tijdsverloop en geraffineerde spiegeleffecten met personages en verhaalmotieven vertelde Kooiman een verhaal op een zeer gestructureerde, analytische manier, die door lezers als gekunsteld kon worden ervaren, maar logisch voortkwam uit de literatuuropvatting die hij in essays had uitgedragen.
Bent u er nog?
Kooiman was een van de schrijvers op wie Jeroen Brouwers in de jaren zeventig zijn gifpijlen richtte. In zijn polemiek ‘Dirk Ayelt Kooiman en het Amsterdams Peil’ schreef de vileine Jeroen Brouwers: 1. Dirk Ayelt Kooiman kan niet schrijven. 2. Dirk Ayelt Kooiman is overschat, hij is een per fietspomp tot paradijsvogel opgeblazen mus: ‘ Vertellerij met klonters’, ‘hapklare-brokken-proza’ en ‘schrijven met de steel van de hutspotstamper’,
De aanzet voor het boek Montyn was een interview dat drie jaar eerder in de kleurenbijlage van het weekblad Vrij Nederland verscheen. Door uitlatingen van de Volksunie-leider Joop Glimmerveen was Nederland erachter gekomen dat Montyn aan het Oostfront gevochten had en met dit interview had hij schoon schip willen maken. Uren achtereen had hij Kooiman verteld wat er in zijn leven was voorgevallen. Iedereen moest nu maar weten wat er gebeurd was.
Literatuurmandarijn Reinjan Mulder schreef over Montyn: Montyn is een van de weinige Nederlandse romans is die de Tweede Wereldoorlog puur vanuit het daderperspectief laten zien. Ik kan me voorstellen dat kinderen die Het achterhuis van Anne Frank gelezen hebben, Margo Minco’s Bittere Kruid en Jona Oberski’s Kinderjaren, pas door Montyn een eerste glimp opvangen van de andere kant van de oorlog, de kant van de Oostfrontstrijders, de SS’ers en de NSB’ers. Daardoor leent het boek zich bij uitstek voor allerlei interessante en actuele vragen op scholen. Waarom kozen sommige mensen voor de nazi’s, en waarom gingen zij, net als Jan Montyn, vrijwillig naar het Oostfront? Wat waren dat dan voor mensen, en hoe moeten we nu over hen oordelen?
Fout is natuurlijk altijd een fascinerend gegeven. Neem Solomon Perel, de Duitse Jood die carriere maakte bij de Wehrmacht en bij de Twaalfde Pantserdivisie. Of Jean Genet en Louis-Ferdinand Céline. Of het tragische verhaal van de Joodse pot Ans van Dijk, die 150 mensen verraadde. Een gruwelijk verhaal, dat Theo van Gogh had willen verfilmen. Of het krankzinnige verhaal van Betje Wery, die ik goed gekend heb omdat ik kennis had aan haar dochter Roos Vonk. Tegen Roosje vertelde ze na het zien van de film Riphagen, dat zij er veel beter uitzag dan de actrice die haar speelde.
En toen kwam Gert de Jager en die sloopte Montyn:
Een echte literaire hoax: kom er eens om. Het gaat om Montyn van Dirk Ayelt Kooiman. Een geval van pseudologia phantastica dat het nog meest doet denken aan de manier waarop Boudewijn Büch in zijn dramatisch verleden ging geloven. Montyn werd in 1982 bij de lezers geïntroduceerd als een staaltje faction in de Amerikaanse traditie. Hoofdpersoon Jan Montyn vertelde zijn oorlogsbelevenissen in het boek, op middelbare scholen, in een marathoninterview op de VPRO-radio en nog in 2004 in een tv-documentaire die werd uitgezonden door de NPS. Wat hij aan feiten bij elkaar verzon, was voor een groot gedeelte gebaseerd op lectuur en het Polygoonjournaal. De lezer wordt voorgehouden dat Montyn uit feit en fictie bestaat. Wat feit is, is duidelijk: dat zijn de gebeurtenissen. Wat fictie is, zijn de literaire middelen. Daarmee, meldt de achterkaft en meldde Kooiman in interviews, ‘werd de werkelijkheid van toen, van de loopgraven aan het Oostfront tot de napalmbombardementen in Vietnam, voelbaar (…) gemaakt.’ Het probleem is die werkelijkheid – die heeft zich maar in beperkte mate voorgedaan. Wat Kooiman toevoegde waren dromen, emoties en verlangens van de ikverteller Jan Montyn. Wat in Montyn verbeeld werd, was alleen maar verbeelding; het berustte op een merkwaardig verbond tussen een Oostfrontstrijder en een Revisor-auteur die op zoek was naar een maatschappelijke rol. Dat in de jaren tachtig van de twintigste eeuw zo’n folie à deux kon uitgroeien tot een kleine maatschappelijke mythe, zegt vooral iets over de jaren tachtig.
Mij interesseert het geen reet, de discussie over het waarheidsgehalte van Montyn. Het boek blijft in mijn top vijf staan. Een paar jaar geleden noemde ik Montyn in deze Volkskrant-column.
Regisseur Martin Koolhoven bivakkeert in Olhão om te werken aan het scenario van zijn nieuwe speelfilm. Ik had hem zon en warmte beloofd, maar het is al dagen pokkenweer: Atlantische hoosbuien, rukwinden en bitter koud. Zijn hotelletje in de kasba heeft geen verwarming en Kool worstelt onder de dekens met zijn plot. Het lijkt wel een scene uit Boheemielämää, de zwarte komedie van Aki Kaurismäki die gebaseerd is op de roman Scènes de la vie de bohème van Henry Murger.‘Een kunstenaar moet lijden, Kool’, moedig ik hem aan. ‘Che gelida manina, Rodolfo, se la lasci riscaldar!’
Martin is 35 kilo afgevallen sinds onze laatste ontmoeting. Hij ziet er geweldig uit maar moet niet nog slanker worden. John Goodman, Jan Kees de Jager en Hanneke Groenteman vind ik een stuk minder knuffelbaar na hun dramatische gewichtsvermindering.
The Emerald Butterfly wordt een film noir die zich afspeelt in Indonesië aan de vooravond van de onafhankelijkheidsoorlog. Kool belooft femmes fatales, duivelse verraders, corrupte politie en imperfecte helden. In een steenkoude visserskroeg drinken we neutjes en causeren we over Raymond Westerling en Jan Montyn, die in ons Indië huishielden. Allebei vinden we Montyn van de onlangs overleden Dirk Ayelt Kooiman een indrukwekkend boek. Kool heeft Montyn ontmoet, ik ken de broer van diens Chinees-Indische weduwe Hi-en Tjia. Archibald Tjia alias Baldy kwam ik ooit tegen in café Kerk aan de Amsterdamse Vijzelstraat, dat vooral door valse, drankzuchtige paradijsvogels uit het variété werd gefrequenteerd. Ik had kennis aan Sjoukje, de struise Friese barkeepster die volgens de cliëntèle onversierbaar zou zijn. En daar was ineens Baldy Tjia, die door iedereen ‘het Chineesje’ werd genoemd. Baldy had een hoog stemmetje en giechelde, en was zo charmant en erudiet dat ik met hem een hilarische reis naar Luxor in Egypte maakte. Ik google Baldy, die volgens mijn berekening achter in de zeventig moet zijn. Op de site van Leids universitair weekblad Mare lees ik dat mijn oude vriend in maart dit jaar plotseling overleed. Het in memoriamroemt zijn vertaling van de Chinese roman Ondergronds in Parijs van Yao Zhongbin en sluit af met Baldy’s geliefde citaat van Confucius – de Meester zei: ‘Leren, en op het juiste moment toepassen wat je geleerd hebt, is dat niet fijn?’ Ik zeg tegen Kool dat ik het kut vind dat ik Baldy nooit meer heb opgezocht. Ik mis mijn lieve Chineesje en bestel twee troostrijke dubbele borrels. Niks heb ik geleerd in mijn leven.
En toen kreeg de Volkskrant een brief van de weduwe Montyn.
Geachte Redactie,
Zelf lees ik niet de Volkskrant, maar een oud schoolgenoot bracht het stukje van Arthur van Amerongen d.d. 5 november 2018 ‘Niks heb ik geleerd in mijn leven’ onder mijn aandacht. Dat de heer van Amerongen goede herinneringen aan mijn broer Baldy heeft, doet mij deugd, waar ik echter veel minder gecharmeerd van ben, is dat hij mijn overleden man in één adem met Raymond Westerling noemt, en nog wel naar aanleiding van het door hem en Koolhoven bewonderde boek Montyn door Dirk Ayelt Kooiman. Nog erger is het dat hij zegt dat Montyn in Indonesië heeft huisgehouden! Mijn man heeft nooit ergens huisgehouden; hij heeft o.a. in Korea gevochten, en in Indonesië heeft hij alleen als kunstenaar rondgereisd. (En het mag misschien ook wel eens gezegd worden dat hij tijdens zijn reizen door Azië als kunstenaar veel vrijwillig werk verricht heeft voor Artsen zonder Grenzen en Amnesty International.) Misschien moeten de heren van Amerongen en Koolhoven het boek Montyn nog maar eens lezen.
Hi-en Montijn-Tjia
Goed, dat was natuurlijk slordig van mij, dat suggereren van “huishouden” in Ons Indië. Eigenlijk was Jan dus een brave borst die helemaal niet in mijn serie past. Wie meer wil weten of deze fascinerende man, hier het Marathoninterview bij de VPRO en in 2004 maakte Jan Louter een documentaire over Montyn: Jan Montyn: love me or leave me. die in 2006 werd uitgezonden in Het uur van de wolf. In 2005 werd er een aflevering van het radioprogramma Kunststof aan hem gewijd.
UPDATE: Montyn is gratis te downloaden bij DBNL
Reaguursels
Dit wil je ook lezen
Arthur van Amerongen - Moslims zijn niet zielig
Tante Tuur is boos (tevens: Stamcafé)
Arthur van Amerongen - Hoerenman
Soep van de Week, teven Stamcafé
GeenStijl-columnist interviewt GeenStijl-redacteur over overstap naar GeenStijl in het Stamcafé
Wij van GeenStijl vinden GeenStijl ook erg goed
De Bolle Gogh: een bruisende biografie over de Hemelse Roker
De Bolle Gogh is een rollercoaster. De biografie dendert bijna 700 pagina’s onvermoeibaar door, net als het leven van Theo. Ik ben van dezelfde generatie als Theo en het boek is een feest der herkenning voor iedereen die met name de jaren tachtig in het - toen nog - zo lekker gore Amsterdam heeft meegemaakt.
Arthur van Amerongen - Soep van de Week: Eric Smit en Akwasi verklaren de oorlog aan Musk
Nieuw op GeenStijl: Arthur van Amerongen soept door de hete teeks van deze week in zijn nieuwe rubriek Soep van de Week, vandaag tevens ook Stamcafé. Vanaf nu: iedere week!
Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (52)
“Meneer van Amerongen: steek uw Annus Horribilis maar in een geheime opening waar de zon nooit schijnt!” (tevens Stamcafé)