Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (46)
Tevens StamCafé
Donderdag 16 november
The only thing worse than being talked about is not being talked about.
Oscar Wilde
De Ierse schrijver Brendan Behan (1923-1964) schreef: There’s no such thing as bad publicity except your own obituary. Behan had die quote weer geleend van Phineas T. Barnum, bekend van Barnum & Bailey Circus alias The Greatest Show on Earth, en die parafraseerde Oscar Wilde: The only thing worse than being talked about is not being talked about.
Ik ben benieuwd hoeveel lezers van mijn kroniek het prachtige liedje Mountjoy van Morrissey kennen. Dat is opgedragen aan Behan.
Brendan Behan's laughter rings
For what he had or hadn't done
For he knew then as I know now
That for each and every one of us
We all lose
Rich or poor, we all lose
Rich or poor, they all lose
Steven Patrick Morrissey was natuurlijk het gezicht van The Smiths, bij de stokoude reaguurders bekend van Hand in Glove, Reel around the Fountain, This Night has Opened my Eyes en This Charming Man, maar ik vond de beste man pas echt interessant worden toen hij als islamcriticus uit de kast sprong. Dat werd hem niet in dank afgenomen door de linkse kerk in Engeland:
Just after the jihadist attack on his hometown of Manchester, Britrock icon Morrissey broke their sacred law. He spoke out on social media, expressing his frustration with politicians’ obfuscation over the obvious role Islam plays in the never-ending stream of violent attacks against Europe from the Islamic state. The statement was met with a swift and fierce response. Morrissey was branded a racist, a far-right zealot, a bitter man seething with hatred for all minorities. After all, in the hive mind of the Far Left, that’s the only explanation for why a person wouldn’t embrace an open-borders immigration policy in the middle of a jihadist insurgency.
Enfin, dit was een lange inleiding met fijne trivia van en over Behan, Barnam en Wilde en dat deed ik niet zomaar. Ik was namelijk dolblij dat ik werd genoemd in dit artikel van de gevreesde factchecker Alexander Pleijter, die nationale bekendheid kreeg na zijn onderzoek naar fraude bij de oliebollentest, de koffietest en de haringtest van het Algemeen Dagblad en nu universitair docent Journalistiek & Nieuwe Media is aan de Universiteit Leiden. Pleijter had een vlijmscherpe analyse gemaakt van de nepfoto van Frenske die ik gebruikt had in mijn twietje. Het “onderzoek” van Pleijter is te hilarisch voor woorden en iedereen met een IQ groter dan zijn schoenmaat ziet dat het een fopfoto is. Frenske is namelijk veel te slank gemaakt door de A.I.-kunstenaar. Bovendien wordt de lichte lunch niet opgevrolijkt door een magnumfles Dom Pérignon P3 Plénitude Brut Rosé, het lievelingsdrankje van ons aller Frenske.
Maar goed, ik werd genoemd en daar gaat het om, nietwaar. Ik sluit deze schitterende en succesvolle dag euforisch af met een dwingend stemadvies: de meest monumentale bruine kroeg van Amsterdam is De Pilsner Club/De Engelse Reet. Stemmen kan hier.
Zaterdag 18 november
*Tusschen twee stilten luid geweest. *
Mijn lievelingsgedicht is Zondag van J.C. Bloem, en vooral de laatste strofe.
*Niet te verzoenen is het leven.
Ten einde is dit wellicht nog 't meest:
Te kunnen zeggen: het is even
Tusschen twee stilten luid geweest. *
Ik heb veel ketelmuziek gemaakt in mijn leven en in Huize Avondrood in de Algarve blik ik zonder enige wroeging - ik ben veel vrolijker van aard dan de dichter Bloem - terug op die aaneenrijging van hedonistische uitspattingen en triviaal tijdverdrijf.
Het leven glijdt mij nu als zand door de vingers, maar het afgelopen weekeinde stond de tijd even stil want ik kreeg mijn oude vriendje George op bezoek. De laatste keer dat ik hem zag, was in 1980. George zat op de toneelschool in Kampen en was hard op weg de nieuwe Toon Agterberg te worden. Van zijn lichting braken Alize Zandwijk, Johanna ter Steege en Marieke Heebink door.
Ik was op een vernederende wijze afgewezen door de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar en nog even blijven hangen in Kampen.
Eerder was ik al als een baksteen gezakt voor de toelatingsexamens van de toneelscholen in Arnhem, Amsterdam en Maastricht. Het dieptepunt was in Maastricht toen ik een aardappel moest verbeelden en werd weggehoond door docenten en concurrenten. Een ernstig spraakgebrek en een totaal gebrek aan talent stonden mijn carrière als acteur in Hollywood in de weg.
Enfin.
Nou zal de lezer denken: maar Kampen in 1980 was toch een soort Staphorst, een zwartekousenbolwerk vol inteeltkoppen?
Neen!
Het romantische Hanzestadje aan de IJssel was destijds één groot matras, want behalve de toneelschool was er een kunstacademie, een school voor de journalistiek en een sociale academie. Zelfs de studenten van de Theologisch Universiteit dronken zich elke avond klem en gingen manisch van bil.
George werd mijn stapmaatje en ter bekroning van onze vriendschap gingen we interrailen, via Joegoslavië naar Griekenland, Spanje en Portugal en uiteindelijk terug naar Kampen via Stockholm. We waren platzak en sliepen in stinkende coupés. Vooral de treinen op de Balkan waren goor. Daar dreven de drollen door de trein omdat de pot al bij Zagreb verstopt raakte, en toen moesten we nog naar Athene.
Het weerzien met George was ontroerend en uitbundig. We hadden elkaar drieënveertig jaar niet gezien, dat is een heel mensenleven in de Derde Wereld. Herinneringen aan Portugal kwamen bovendrijven tijdens de copieuze, natte lunch op het strand.
In die bloedhete zomer van 1980 namen we in het Spaanse grensstadje Ayamonte het pontje naar Vila Real de Santo António. Portugal zat nog niet in de Europese Unie en was een exotisch Oostblokland met zon, strand, spotgoedkope drank in ongezellige kroegen met neonlicht, schetterende televisies en norse inheemsen. Ik en mijn maatje zaten nog net in de punkfase en dansten samen de pogo in boerendisco’s. We reisden door gans het land in wagons waarin een toog was getimmerd: een rijdende kroeg zonder barkrukken, stoelen en tafels waar het drinken tot zijn ware essentie was teruggebracht. De treindeuren stonden wagenwijd open en zielsgelukkig zaten George en ik op de vieze vloer te paffen en te slempen. Het land was leeg en verlaten en rook naar dennen en eucalyptus. Mannen roepen vaak: de diensttijd was de mooiste periode van mijn leven. Ik werd uitgeloot voor het leger en kan dit niet bevestigen. Voor mij en George - die geen acteur maar zeeman werd - was die *interrail-*reis de vervangende dienstplicht. Na elkaar bijna een halve eeuw niet gezien te hebben, gingen we gewoon verder met praten waar we toentertijd gestopt waren. En heel even, tijdens die lunch, gleed het leven niet als zand door mijn vingers.
Zondag 19 november
Oei: Kaag is ingezet als lijstduwer en moet in Oeteldonk in de stromende regen canvassen en flyeren met Jetten. Sigrid was al geen sheintje maar dit….
Maandag 20 november
Vliegen met buurman Bart naar 020. Opgehaald door mijn uitgever Otto en bij hem logeren in Sint Pancras.
Dinsdag 21 november
Wakker worden in Sint Pancras met het weer van alle mensen
"Wat is overigens dan dat 'weder van alle mensen'? Het heeft iets onbestemds. Het is dan vrijwel windstil, en het is noch zeer koud noch zeer warm. Af en toe breekt de zon door, doch slechts voor heel kort en met een beknepen, okeren licht. Tegelijkertijd met die kortstondige verschijning van de zon verheft zich heel even een windvlaag, die proppen papier, zand en stof op de grond doet rondwervelen. Men moet dan denken aan vroeger en men gevoelt zich zeer sterfelijk."
Gerard Reve in Zondagmorgen zonder zorgen
Druk dagje. En ik voel mij fysiek beroerd. Longen en keel, maar ik zal de lezer daar niet meer mee lastigvallen. Naar New Book Collective, de vertegenwoordigers van mijn uitgever die zijn voorjaarsbrochure gaat brengen. NBC is gevestigd in Lombok. Ik kwam hier in een ver verleden weleens dope scoren in de Kanaalstraat. Dit is het buurtje waar Taghi met zijn maatjes zijn imperium opbouwde, zo las ik net in de pageturner De zaak Ridouan T. van Hans Werdmölder. Het is nu redelijk opgepimpt. Een bolwerk van GroenLinks, dunkt mij. En veel hipster-mohammedanen, die smoezelen in Picobello. Geen alcohol, geen varken maar wel coole, halalle prijzen: Twee verse jus, een geitenkaasje en twee kroketten voor 30 euro. Otto en ik nemen de voorjaarsbrochure nog even door in Picobello.
Als ik boven op de Dom sta
kijk ik even naar benee
dan zie ik het oude gragie
het Vreeburg en Wijk C
Ja, dan springt m'n hartsie open
ik ben trots wat dag ie wat
der is geen mooier plehekie
als Utereg M'n stad
als Utereg M'n stad
Als kindje ging ik vaak logeren bij tante Sien, die in een chique huis aan de Oudegracht woonde. Zo’n excentrieke lieve alleenstaande vrouw. Een paar jaar verder: dope scoren in Hoog Catharijne, kopstoten drinken in café Zeezicht, daarna dansen in Fellini en De Roze Wolk. En verder kwam ik alleen maar in Utrecht voor de filmdagen. Nu is Utrecht het perfide bolwerk van GroenLinks en symboliseert de stad veel zaken die ik verafschuw. Neem het levensgrote standbeeld van de vieze vuile moordenaar Che Guevara aan de Croeselaan. Terrorist Ernesto Guevara, die door zijn discipelen Che werd genoemd. Che is een vervelend Argentijns stopwoordje dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Ernesto riep dat de hele dag. ‘Che, ik ga even wat reactionaire Boliviaanse keuterboeren een nekschot geven’. Het beeld van Christian Jankowski is oogverblindend lelijk en doet me denken aan een vieze gore straatjunk van het type dat ik heb leren kennen in de jaren tachtig op de Zeedijk in Amsterdam.
De standbeelden van onze Nederlandse helden worden van hun sokkel gerukt door de bende Bij 1-barbaren – precies zoals dat voorspeld werd in De opstand der horden van cultuurfilosoof José Ortega y Gasset – en wat doet GroenLinks? Dat pleurt een beeld van een megalomane massamoordenaar in het hart van de levende woestijn die Utrecht heet. Een beeld dat nog lelijker is dan de standbeelden van André Hazes, Ronaldo, Tineke Schouten en Wim Kan & Corrie samen.
Ook ik was ooit in de ban van Che Guevara. Met het schaamrood op mijn kaken moet ik bekennen dat ik in de voetsporen van Che wandelde in Argentinië, Bolivia en op Cuba, net als duizenden andere fappende, soppende en kwijlende apostelen en discipelen. Jean-Paul Sartre bombardeerde Ernesto Guevara tot de meest complete man van onze tijd. Enige kinnesinne moet de schele onderdeur (dixit Hanny Michaelis) niet vreemd zijn geweest, want Che ging natuurlijk veel vaker van bil dan hij. Ook ik wilde in retrospectief best wel lekker Che zijn: plenty sigaren & dito rum, een beetje op de brommer door Zuid-Amerika crossen, in elke stad een andere schat en na de pulvo, het pompertje, nog even wat subversievelingen een nekschot geven. Che was bloeddorstig en verrichtte de executies het liefst zelf. Zijn kantoor in de gevangenis van Havana keek dan ook uit op de executieplaats. In zijn dagboeken schrijft hij dat hij opgewonden raakt van ‘de lucht van kruit en bloed’. Ergens in mijn diepongelukkige jeugd droeg ik een T-shirt van El Che. Ik had destijds nog geen idee wie deze snuiter was en waar hij voor stond, maar dat doet er ook niet toe bij stijliconen. Jaren later was ik op Cuba. Omdat ik gevloerd was door gemene slingerpoep, besloot ik mij in mijn pension in Havana te verdiepen in Che. Zo leerde ik dat de schoolgaande kindertjes iedere dag zingen: Pioneros por el comunismo, seremos como el Che! ‘Wij zullen zijn als Che’ wordt in totaal drie keer uit volle borst gezongen. El Che was zo mogelijk nog ijdeler dan zijne excellentie Franciscus Cornelis Gerardus Maria Timmermans. Ik verdenk Che zelfs ervan zijn eigen opbaring te hebben geïnspireerd op het schilderij De bewening van Christus van Mantegna. Uiteraard was ik in het Boliviaanse Samaipata, het walhalla van de Che-tours die daar worden georganiseerd door Fransen, Duitsers, Nederlanders, Oostenrijkers en zelfs Oostblokkers! Voor een bedrag waarmee 50.000 Boliviaanse keuterboeren een jaar cocablaadjes kunnen kauwen, kan daar een Che-reis worden geboekt bij het Nederlandse reisbureautje Ruta Verde. No business like Che-business. Het gehucht is een paradijs voor ranzige backpackers. Die kunnen Inca-ruïnes bezoeken, versleten pockets (The Beach en het verzameld werk van Paulo Coelho) omruilen of stelen, condors koekeloeren en blowen en mediteren op de Sukhiwat-berg. Van Sampai naar La Higuera, waar Che martelaar werd, is een dodenrit die met mooi weer al 7 uur duurde in een bus vol tropische bacillen en streptokokken. In Higuera is niks te doen: een spuuglelijk standbeeld van Che, het gebouwtje waar hij doodgeschoten en de onvermijdelijk gore backpackers. Waarom hij door de CIA werd vermoord, moet u zelf maar koekelen. Onze Che werd verklikt door Klaus Barbie, nazi en en berucht als de slager van Lyon, die via ODESSA naar Bolivia was gevlucht en daar coke mocht dealen van de Yankees zolang hij maar communisten aangaf op het daarvoor bestemde meldpunt. In toeristenval Vallegrande, waar je dood noch levend gevonden wil worden, staat het Che-mausoleum. Hier werd het lichaam van Che aan de wereldpers getoond. Het lijk verdween vervolgens in een massagraf. Voor 80 bolivianos (8 euro) kreeg ik een rondleiding van een uur. We wandelden naar het ziekenhuis waar het lijk van Che werd tentoongesteld. Tijdens de autopsie hakte een arts Che’s handen af, meldde de gids. Niet omdat de geneesheer een souvenir wilde hebben, zoals ik veronderstelde, maar om latere identificatie te voorkomen. El Commandante werd daarna met 12 compañeros in een graf gedumpt waarvan de locatie dertig jaar lang onbekend bleef. Het mausoleum van Che lijkt op een kapel en de Che-verering kent hier geen grenzen. Het hangt vol foto’s van Che de schaker, Che de honkballer, Che de kindervriend, Che de boeren- en arbeidersvriend, Che de family man, Che de denker, Che de schrijver enzovoort. Het enige dat ontbreekt op de afbeeldingen van Che is het aureool. De laatste woorden van Che waren niet hasta la victoria siempre zoals men zou vermoeden maar: “Hoerenzoon, dood mij dan”. En dat gebeurde ook, geheel in de geest van het bijbelse adagio ‘Allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan.’ Het mausoleum kent maar één probleem: Che ligt hier niet meer. De Cubanen hebben alle Che-monumentjes in Vallegrande gefinancierd en eisten in 1997 de botten van Che op. Vallegrande werd van zijn belangrijkste attractie ontdaan, een zware klap voor het toerisme.
Ik heb op de valreep ook nog een leuk nieuwtje voor mijn talloze GroenLinks-lezers. De Duitse Monika Ertl nam wraak op het brein achter de moord op Che, Roberto Quintanilla Pereira. Ze schoot hem in 1971 dood in Hamburg, waar de Quintanilla het tot Boliviaans consul had geschopt. Daarna vloog Monika terug naar La Paz, waar ze onder geheimzinnige omstandigheden onmiddellijk werd vermoord. Monika was de dochter van Hans Ertl, de huisfotograaf van Adolf Hitler en de rechterhand en minnaar van Leni Riefenstahl. In 1945 vluchtte Ertl via het Vaticaan naar Bolivia. De Amerikanen wisten precies welke nazi’s via het Vaticaan naar Zuid-Amerika vluchtten, de CIA maakte dankbaar gebruik van ze in de strijd tegen het communisme.
Tout court: in Utrecht vinden ze Che geweldig. Maar waarom geen standbeeld voor beroemde Utrechters als Rijk de Gooyer, Leo van Veen, Toon Agterberg, Herman Berkien, Willem Aantjes, Marco van Basten of Claudia de Breij? Ik vrees dat er eerder een standbeeld voor Volkert komt.
Woensdag 22 november
“Soms gaan de gedachten zo razendsnel dat ik ze bijna niet meer kan denken, ze spoelen door mij heen en dan moet ik huilen. En dan opeens staat alles weer stil, verstard als op een toverlantarenplaatje en lijkt niets ooit meer van zijn plaats te kunnen komen en moet je weer gaan lopen om je omgeving op gang te krijgen. Zomaar lopen omdat je anders niet meer kunt voelen dat je ergens thuishoort, dat er tijd verstrijkt.”
Citaat uit Hersenschimmen, van J. Bernlef.
Dagje chillen in Sint Pancras, vanavond de Grote GS-verkiezingsshow. Sint Pancras is vooral bekend als geboorteplaats van de schrijver J. Bernlef. De goede man is zelfs met een pad vereerd.
Leen Spaans, Sint Pancras en Bernlef-kenner:
Krijgt Alkmaar er een P.C. Hooftprijswinnaar bij? De hoogste literaire eer voor een Nederlandse schrijver! J. Bernlef ontving hem voor zijn gehele oeuvre in 1994. Bij het grote publiek is de schrijver vooral bekend door zijn boek ‘Hersenschimmen’, de roman over dementie uit 1984, een uitvoerige beschrijving van het aftakelingsproces van een dementerende man. Het boek is verfilmd in 1988. In 2006 kwam het als toneelstuk op de planken. Bernlef overleed in 2012 in Amsterdam. Hij werd geboren in 1937 in Sint Pancras, als Hendrik Jan Marsman. ‘Bernlef’ was zijn pseudoniem. Als Sint Pancras bij Alkmaar komt krijgen de Alkmaarders er dus een P.C. Hooftprijswinnaar bij. Dat u het maar weet. En dat boek van Bernlef is nog steeds een aanrader. Twee rijksmonumenten en zeven gemeentelijke monumenten brengt Sint Pancras dan ook nog mee. Tenminste, als het Alkmaar weet te verleiden om het verweesde dorp in de armen te sluiten. En een gruwelijke geschiedenis niet te vergeten. De voorloper heette in de middeleeuwen Vrone. In 1297 waren de Vroners lastig voor de Graaf van Holland. Er werd nogal eens ruw gewinkeld bij de boerderijen van het graafschap. Graaf Jan 1 van Holland maakte in dat jaar korte metten met Vrone. Het werd totaal verwoest. Wie het er levend vanaf bracht vluchtte naar Koedijk. Alleen verjagen was kennelijk niet voldoende voor de Hollandse, waarschijnlijk ook Alkmaarse, soldaten. Vele Vroners werden voor het leven invalide gemaakt door de pezen onder hun knieën door te snijden. Die meedogenloze behandeling werd zichtbaar in 1991 bij archeologische opgravingen in Sint Pancras. ‘Oorlogsmisdaden’ zouden wij tegenwoordig zeggen. Het verhaal is te vinden op onze website, zie: hvalkmaar.nl/downloads. Pas veel later, na het stichten van de aan de heilige Pancratius gewijde kapel, ontstond een nieuw dorp op deze plek, vernoemd naar het kerkje, Sint Pancras. Ook in 1573 was het er niet gezellig. Een Spaans bataljon nam bezit van het dorp tijdens het beleg van Alkmaar. Met een variant op ‘liever Turks dan paaps’ roepen de Pancrassers ondanks alles ‘liever Alkmaars dan Langewaards’ te zijn. De Pancrassers voelen zich door hun geschiedenis meer verwant met Koedijk dan met Langedijk of Heerhugowaard. En waar Koedijk sinds 1972 al voor een groot deel Alkmaars is geworden, sluiten de Pancrassers daar nu liever bij aan. Ze hopen daar aan de Bovenweg en de Benedenweg dat een Alkmaarse toekomst geen hersenschimmen zijn. Sint Pancras voert aktie, niks aftakeling, duidelijk en ferm.
Donderdag 23 november
Ik had het voorrecht om de verkiezingsavond door te brengen met de enige journalisten en columnisten die niet in tranen uitbarstten toen de eerste exitpoll bekend werd. Ik moest denken aan de overwinning van Trump en Brexit. Alleen las ik toentertijd pas 's anderendaags bij het ontbijt dat Trump en de Brexiteers hadden gewonnen, en nu wist ik ruim voor ik naar bed ging dat de PVV de grote winnaar was. Leedvermaak is het beste vermaak, en ik genoot van de bijzonder onsportieve reacties van Frenske (die bijna ontplofte, zoals Mr. Creosote in The Meaning of Life) en Rob Jetten. Maar ik was vooral blij dat de vaderlandse hoernalistiek en met name de NPO precies het tegenovergestelde met hun smeercampagne tegen Geert Wilders hadden bereikt: een monsterzege. You can fool all people some of the time and some people all the time. But you can never fool all people all the time.
Reaguursels
Dit wil je ook lezen
65 kaarsjes voor Ome Tuur in het Stamcafé
GeenStijl feliciteert Arthur van Amerongen
Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (52)
“Meneer van Amerongen: steek uw Annus Horribilis maar in een geheime opening waar de zon nooit schijnt!” (tevens Stamcafé)