IM — Gerrit Komrij, de Godfather van GeenStijl
Arthur van Amerongen over de Dichter des Vaderlands, die alweer tien jaar dood is
Mijn grote vriend Gerrit Komrij is aanstaande dinsdag 5 juli precies tien jaar dood en ik mis hem en zijn man Charles Hofman nog iedere dag. Voor het legioen reaguurders dat nog nooit heeft gehoord van de eerste Dichter des Vaderlands (of hem wellicht alleen maar kent van zijn reclamefilmpje in Salou), hier het gedicht dat kort na de moord op Pim Fortuyn in nota bene het NRC Handelsblad verscheen.
## De zittende politicus
Hij heeft nog nooit gedanst. Hij kent zijn doel.
Nog nooit is op zijn vale klerkensmoel
Zomaar een lach verschenen, maar die nacht,
Nadat de gek de nar had omgebracht,
Kroop hij zijn bed uit, glimmend van de pret,
En maakte hij onbespied een pirouette.
Dank, dank, riep hij, het monster is geveld.
Hij oefende het woord 'geschokt' voor morgen
En sliep als twintig ossen kunnen slapen.
Straks is hij, voor de camera, vol zorgen.
Natuurlijk is hij zwaar tegen geweld.
Daar klinkt verdomd weer zijn belegen lied.
Hij loopt op straat, ondragelijk rechtschapen,
En ziet nog steeds het echte monster niet.
Zo erudiet als Gerrit was, zo heerlijk ordinair kon hij zijn, als een onvervalste Amsterdamse relnicht met een nuchter Achterhoeks hart. Hij hield van Zuid-Afrikaanse boerensmartlappen, in het Afrikaans, en alle mogelijke levensliederen. Op de presentatie in Winterswijk van De wording van Gerrit Komrij. Een biografisch portret, zong biograaf Arie Pos met zijn smartlappentrio Gebroeders Stoof twee favoriete gedichten van Gerrit: De zelfmoordenaar, van Piet Paaltjens en de meezinger Het moederhart.
Aanstaande dinsdag is er groot feest in het Komrijk in Vila Pouca da Beira vanwege de Portugese presentatie van de biografie en dat wordt dus drie dagen Wein, Mann und Gesang. Leonardo Hofman, de lievelingsneef van Charles en Gerrit, zal bij het zwembad Gerrit's greatest hits draaien, een playlist op basis van autobiografische teksten, platencollectie en Komrij's dansdj-activiteiten op feestje.
In september 2006 publiceerde ‘literair poptijdschrift’ Wah wah (jaargang 1, nr. 3) een interview van Peter Hoomans met Gerrit Komrij. Het was de eerste aflevering in de serie Sing, memory. ‘een autobiografie in liedjes – het geheugenalbum van Gerrit Komrij’. Komrij selecteerde een aantal liedjes als ‘memory samples’ en voorzag ze van biografisch commentaar.
‘De geselecteerde liedjes komen allemaal uit de vormende tijd, tussen mijn zeventiende en vijfentwintigste. De tijd, dat je veel dingen voor het eerst doet: voor het eerst alleen op vakantie, voor het eerst naar het buitenland, voor het eerst op eigen kamers, voor het eerst echt liefdesverdriet.’
The Shoop Shoop Song (It's in his Kiss) – Betty Everett (1964)
Dit lied hoort bij een schuchtere, naïeve tijd. Ik luisterde het voor het eerst op mijn eerste studentenkamer in Amsterdam, die uitkeek op het Leidsebosje. Ik stapte niet zomaar op iemand af, wist ook helemaal niet hoe dat ging of moest. Evengoed duurde menig verliefdheid niet langer dan één dag, tot het moment dat ik weer iemand anders zag. Het gaat ook niet over iemand in het bijzonder - het lied gaat over dé boy. Een ideaalbeeld. Ik beleefde zwakke momenten als ik dit liedje mee ging zingen.
Take Me in Your Arms (Rock Me A Little While) – Kim Weston (1965)
Hetzelfde gezwijmel. Ook zo’n lied van overgave, hè. Ik heb een eeuwig verlangen naar totale overgave, die je vanwege schuchterheid en verlegenheid nooit meemaakt. Ik word ook nooit echt dronken. Wat ik ook probeerde, het deel van je persoonlijkheid dat jezelf observeert raakte ik nooit kwijt. En ik wilde dolgraag van die instantie af, zodat je tenminste niet meer jezelf in de weg zat. Dat soort verlangen naar helemaal niets meer zijn behalve aanbidder en slachtoffer, opgelost te worden in iemand anders, komt altijd sterk naar boven dankzij Take me in your arms. En laten we eerlijk zijn: dat moest natuurlijk gebeuren in de armen van een grote, Nubische neger.
Don't Let the Sun Catch You Crying – Gerry&the Pacemakers (1964)
In mijn eerste studiejaar was er de opkomst van al die jongensgroepen. Gary & the Pacemakers, Herman’s Hermits, je had ook een groepje dat The Beatles heette. Het was nog helemaal de vraag wie de beroemdste zou worden; of het überhaupt geen eendagsvliegen waren. We waren toch wel erg blij dat we van Pat Boone en Cliff Richard af waren. De Merseybeat, dat was anders, het was nieuw en het was ook ontzettend erotisch. Ik kocht tijdschriften waar die jongens allemaal in stonden en die bekeek ik dan op mijn kamertje alsof het pin-upgirls waren. Je dacht bij die muziek echt aan de makers: wie van de vier bandleden het leukste was, wie het opwindendst. Of jouw lievelingshoofd wel aan het zingen was. Al die andere nummers die ik heb geselecteerd, houden niet over. Maar als ik dit lied hoor, vind ik het oprecht mooi. Ook vanwege de tekst. Als je sentimenteel bent of huilen moet, is dat je eigen zaak. Niet iets om mee te koop te lopen; .dat heb ik bij het schrijven ook altijd voor ogen gehad.
Anyone Who Had a Heart – Dionne Warwick (1964)
Bij Anna Blaman had ik eens gelezen dat alle flikkers op suède schoenen liepen, maar toen ik daar eenmaal in Amsterdam op begon te letten, bleek de halve stad op suède schoenen te lopen. Het duurde maanden voor ik begreep, dat er ook nichtententen waren. Om half elf ’s avonds was Amsterdam uitgestorven. Schoorvoetend kwam om elf uur dan dat soort volk op straat. En dan was het elke avond dezelfde route. Van Incognito naar Moortjes El Dorado, zal ik maar zeggen. Het was een netwerk in de stad. Al die liedjes uit de nichtententen die zitten ook nog wel in mijn hoofd. Vooral, wat ik ook nog altijd meebrul mocht ik het horen Anyone who had a heart van Dionne Warwick. En Guantanamera, natuurlijk. Die werden daar iedere avond, terwijl iedereen dicht tegen elkaar aanstond, gedraaid en meegezongen. De nummers doen mij denken aan een seksuele onderwereld; een soort clandestiene wereld, die toen bestond.
It's Only Twenty-Four Hours from Tulsa – Gene Pitney (1963)
De Rozengracht. Vier uur ’s nachts. Ik ben op weg naar mijn kamertje in de Jordaan. Na een nacht vol vreemde verlokkingen en onbekende horizonten van het uitgaansleven, ben ik alleen op weg naar huis. Dat gebeurde ook wel eens. En als dat gebeurde zong ik dit lied voor me uit, lopend. ‘Oh, I was only 24 hours from Tulsa / ah, only one day away from your arms’.
Love Me Do – The Beatles (1962)
Na een jaar studeren ben ik naar Kreta vertrokken. Daar zag ik A hard day’s night. Toen ik de film uitliep als Amsterdammer tussen de Kretenzer boerenjongens, dacht ik: zien jullie niet dat ik eigenlijk net uit die film ben gestapt? Ik identificeerde me met wat ik had gezien; niet met The Beatles, maar toch wel degelijk als iemand die eraan mee had gewerkt, zo voelde ik dat. Ik was op Kreta met een Nederlands meisje en dat is allemaal heel slecht afgelopen. Op de heenweg gingen we liftend door Joegoslavië. We hadden een klein platenspelertje op batterijen bij ons. Zodra we weer langs de kant van de weg stonden, kwam er een fles wijn bij en dan steeds maar weer Love me do. Ik herinner me dat toen het na een half jaar uit was, en ik bepaalde dagen snikkend doorbracht, ik Love me do aan een stuk door heb gedraaid. Nog steeds is Love me do een nummer dat kan ik niet... als ik het draai dan houd ik het niet droog. Dan begin ik nog steeds te snikken, door de herinnering aan het verdriet dat ik toen had. Daar zat ik dan, ver van huis, aan het strand, geen geld, twee verschillende schoenen, met een pick-upje waarvan de batterijen leeg waren door Love me do."
Save The Last Dance for Me – The Drifters (1960)** **
Voor ik naar Kreta was vertrokken, had ik mijn vriend Charles al ontmoet in ’t Koffiekeldertje in de Utrechtsestraat. Zodra ik terug was, heb ik hem weer opgezocht. Het weerzien was wederom in de Utrechtsestraat. Ik herinner mij verpletterende stilte. Toen we diezelfde avond voor het eerst weer uitgingen, hebben we het toen al nostalgische verzoeknummer Save the last dance for me aangevraagd. Het is de plaat waarop we eh... de first kiss zal ik maar zeggen; waarop we elkaar voor het eerst in de ogen hebben gekeken. Ik heb wel een zwak voor het plaatje, maar het is niet bepaald hogere muziek. (neuriet) Tata. Tata-da-da-da, Save the last dance for me, tu-tu-tu-du-du-du. Ja, dat zetten we nog wel eens op als we 25, 30 of 35 jaar bij elkaar zijn. En het is steeds hilarischer.
I Cover the Waterfront – Billie Holiday ****(1944)
Jazz, daar hield ik helemaal niet van. Ik vond het allemaal van zo’n bloedige ernst. Je mocht niet door de muziek heen praten, je mocht er niet over lachen, je zei natuurlijk altijd de namen verkeerd. Het was heel sektarisch. De uitzondering was Billie Holiday. De vader van Charles was kunstschilder. Op ateliers waren altijd wel feesten, dus ik kwam er geregeld. Daar had je dan wat oudere kunstenaars van 35, 40, die helemaal nat van binnen en van buiten waren. Verlopen types, aan de drank, die alles van het leven wisten. Billie Holiday definieert een levensgevoel: je vasthouden aan dronkenschap, terwijl je op je laatste krachten loopt. In de echte alcoholistencafés in de Pijp, waar de clientèle de koffer met laatste bezittingen afgaf aan de vrouw achter de toog om vervolgens de hele dag jenevertjes te gaan zitten drinken, kon je ook Billie Holiday horen. Daar zaten ze dan, met het vaste voornemen nooit meer buiten te komen.
Tip Toe thru' The Tulips – Tiny Tim (1968)
Later in de jaren zestig ben ik mijn interesse verloren in de actuele popmuziek. Iedereen die iets ouder wordt, zal merken dat je eigen popmuziek mee-veroudert. Ik wilde ook niets te maken hebben met de opkomst van dat Indiase stuff-gedoe en andere drugs die hun intrede deden. Wel had ik af en toe nog een voorkeur voor figuren als Tiny Tim. Een hele rare jongen met een ukelele, die met een hele hoge falsetstem zong. Hij was ook wel een popidool in die tijd, maar ik vond vooral zijn excentriciteit erg leuk. Tiny Tim is voor mij eigenlijk de laatste vrolijke noot geweest in de popervaring van de jaren vijftig en zestig.
**En dan nu exclusief voor GeenStijl: **
Gerrit’s greatest hits – playlist op basis van autobiografische teksten, platencollectie en dansdj-activiteiten op feestjes
Marlene Dietrich - 1930
Zarah Leander - 1938
Judy Garland - 1939
Billie Holliday - 1944
Ella Fitzgerald & Louis Armstrong - 1957
Edith Piaf - 1960
The Drifters - 1960
The Beatles - 1962
Gene Pitney - 1963
The Supremes - 1964
Betty Everett - 1964
Millie Small - 1964
Dionne Warwick - 1964
Gerry & The Pacemakers - 1964
Rolling Stones - 1964
Dave Berry - 1965
Kim Weston - 1965
The Mamas & The Papas - 1965
Amália Rodrigues - 1965
Mikis Theodorakis - 1965
Hildegard Knef - 1966
The Beach Boys - 1966
The Hunters - 1966
The Kinks - 1966
Bob Dylan - 1966
Beatles - 1967
The Kinks - 1967
Jefferson Airplane - 1967
Small Faces - 1968
Tiny Tim - 1968
The Mothers of Invention - 1968
Johnny Cash - 1969
The Kinks - 1969
John Prine - 1971
Lou Reed - 1972
Bowie - 1972
Dolly Parton - 1973
Sparks 1974
Cockney Rebel - 1974
Queen - 1974
Cockney Rebell - 1975
Ney Matogrosso - 1976
Blues Brothers - 1976
Grace Jones - 1977
10cc - 1978
Randy Newman - 1978
Gerry Raferty - 1978
Village People - 1978
Meat Loaf - 1977
Barbra Streisand - 1981
FR David - 1982
Culture Club - 1982
Eurythmics - 1985
Communards - 1986
Ney Matogrosso - 1989
Cesária Évora - 1992
Ala dos namorados - 1996
Rock 'N' Roll Hall Of Fame induction ceremony, Waldorf Astoria, New York - 2004
Reaguursels
Dit wil je ook lezen
Het moddergevecht tussen Spartacus en Don Arturo om hun muze Leendert Vooijce
Nou, ik had weer heel wat uit te leggen aan moeder de vrouw nadat zij het fraaie epistel van mijn lieve collega Spartacus had gelezen. Die verwees naar een interview van Michiel Lieuwma met het fenomeen Leendert Vooijce.
Europese Patriotten - Laurence Stassen
Interview: Arthur van Amerongen
Europese Patriotten — Syp Wynia
Interview: Arthur van Amerongen
Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (32)
Tuur achter de toog van het Stamcafé
\