Bier en Buh-kufsky in de Algarve
“Je mag alles opschrijven wat er gebeurt. Je mag me fotograferen als ik crack rook. Denk je dat ik iets te verbergen heb?”
Arthur van Amerongen laat het leven een beetje aan anderen over. Als hij ogenschijnlijk zonder te kijken luid pratend en gebarend vlak voor een rijtje geparkeerde, door de zoute lucht geschuurde auto’s niet besluit om voor het ongelijke stoepje te kiezen maar midden op het verweerde asfalt van het dorpsstraatje te gaan lopen, moet een bevoorradingsvrachtwagentje met logo’s van Coca-Cola op de witte rolzeilen flink remmen om de waggelende schrijver niet tegen de grond te bumperen. De bestuurder en zijn bijrijder, beiden met de mondkap op de kin, kijken op een gelaten manier geërgerd terwijl ze achter Don Arturito aan rollen.
De Volkskrantcolumnist heeft op dat moment aan de met asbakken, boeken en sigarettenpakjes bezaaide buitentafels van zijn strandwoning al een handvol miniflesjes Sagres naar binnen getikt en we zijn rond het middaguur op weg naar een liquid lunch in een strandbar in Fuseta, tien minuten ten noorden van zijn Villa Vischlugt op de Praia dos Covacos.
Later op de dag zal hij verklaren dat hij die vrachtwagen heus wel aan zag komen. Als dat waar is, anticipeerde hij dus bewust dat de chauffeur bijtijds zou remmen. “Ik heb altijd al een engeltje op mijn schouder gehad. In Irak, Israël, Paraguay, op de Veluwe, in Amsterdam en in de Algarve.” Maar waar hij ook is, als een ander niet oplet, kan Arthur zomaar dood zijn.
Voordat @Mowikan, een Nederlander die in de buurt verblijft, ons ophaalde voor de lunchafspraak in Fuseta, hebben we eerst na twee koppen koffie en twaalf half afgemaakte anekdotes Jamba uitgelaten op de praia. Terwijl de hond poept op het strandje waar talloze krabbetjes tussen het wier langs de waterrand rennen, heeft Arthur al met plechtig enthousiasme verklaard dat het ‘een warm dagje’ wordt. “Veel koud bier drinken dus. Oh, dit is trouwens mijn privéstrandje.”
“Wil je een herstelbiertje?”, vraagt hij na thuiskomst en pakt er zelf twee voor tijdens het wachten op Mowikan. Behalve een heerlijke steak sandwich op een houten plank met gefrituurde aubergine uit zo’n klein frituurmandje bij de strandbar, blijft de rest van de dag volledig vloeibaar.
Op het strandje voor het terras zijn de meeste ligbedden leeg. Het water is glad vanwege de eilandstrook voor de kust. De Wadden, noemt Tuur ze. Een Oekraïens meisje (“Dat zie je omdat ze blond is, blauwe ogen heeft en knapper is dan de lokale deernes”) neemt onze bestelling op. Drie grote bier en de menukaart. Arthur maakt flirterige grappen tegen haar. Het werkt, zoals de jongensbravoure van de 61-jarige schrijver op iedereen werkt. Op het voorbij fietsende meisje, dat hem na een ongevraagd compliment lachend maar niet beledigd adviseert rustig aan te doen met het bier. Of het bijna tandeloze omaatje dat druk gebaart dat we een straat niet in mogen met de auto, een “Bom dia, beleza!” toegeworpen krijgt en begint te stralen.“Neuke-neuke-neuke geile kut”, kraait Tuur om de overwinning van zijn tegenstrijdige charmes te vieren.
Arthur komt met veel meer weg dan de meeste mensen. Heen en weer slenterend tussen meerdere terrassen pist hij tegen bomen en van de kade van de boulevard in het water. Het interesseert hem niet wie het ziet - hij maakt er nog net geen showtje van.
“De Algarve is zo mooi omdat het voor paupers is. Dit is het afvoerputje. Heerlijk. Ik hou er van om de teloorgang van de mensheid voorbij te zien komen”, oreert de man in het knaloranje Hawaii-hemd die enerzijds een slaaf van zijn eigen slechte gewoontes is en anderzijds een vlijmscherpe observant van de situatie om hem heen. Hij oordeelt niet en aan de onderkant van de samenleving wordt hij zelf ook niet beoordeeld. Hij leeft zijn eigen teloorgang en geniet er met grote teugen van. “Ik heb geen vragen meer.”
Honden, die krijgen zijn liefde. De mensheid kan hem gestolen worden. Zegt hij, terwijl hij doorlopend zowel de verzen van lof over vrouwen in het algemeen en zijn exen in het bijzonder zingt en continu homoseksuele toespelingen maakt. Al zegt hij tegen Mario, de nichterige Cubaanse kelner van de strandbar van wie hij coke probeert te kopen, dat zijn volgende mojito “less gay” gemaakt moet worden. Mario giert en Tuur krijgt een extra glaasje rum er naast, met een luchtkus en een knipoog. Met een lompe beweging giet Arthur het glaasje leeg over het crushed ice van de cocktail, om daarna de tafel af te lebberen omdat alles langs de zijkanten van het glas stroomt.
Negen jaar geleden is Tuur met zijn drie honden in de Algarve neergestreken vanuit Paraguay, “na zorgvuldige research naar een goedkope, warme en vrije omgeving”. Jamba en Tita, twee forse maar vriendelijke vuilnisbakken, leven nog, Raya is een paar jaar geleden in de tuin begraven. “Mag eigenlijk niet maar ja wie controleert dat, ghe, ze controleren hier helemaal niks, voor die tweede verdieping hierboven is ook nooit een vergunning gegeven.” Carrie, de vriendin van Arthur, heeft met Matcha het aantal huisdieren weer op drie gebracht.
Thuis liggen de grote beesten loom rond hun baas op de grond, soms tot blaffen tegen onzichtbare gevaren aangemoedigd door het jachtige stokertje Matcha. Arthur geniet er van. Hij leeft voor zijn honden, ze maken hem rustig en geven hem ritme. De slome ademhaling van een luie hond is de meest kalmerende aanblik die iemand nodig heeft. Doorgaans schrijft hij door de week en drinkt hij alleen in het weekend, maar als er gasten zijn, is dat een gretig aangegrepen excuus om de rem er af te halen.
Als Mario de Cubaanse ober (“Een van mijn beste vrienden”) hem deze dag niet aan coke kan helpen, wordt het tijd om op een afgebladderd pleintje in de oude dorpskern van het versleten Fuseta op een terras de juiste personen te paaien voor drugs. Die ‘juiste personen’ zijn geen types waar je op eigen gelegenheid snel contact mee legt. Gegroefde gezichten, bedroefde ogen, afgedragen vaal katoen en uitgelopen trainingsbroeken. Maar het voelt nooit alsof je per ongeluk de uitgang aan de verkeerde kant van het station genomen hebt. Arthur sleept je moeiteloos mee omlaag, tot het punt waarop het ontspannen is.
“Zijn hier nog mensen ik kan beledigen?”, grinnikt hij terwijl hij in een plastic kuipstoel ploft. Een rondje voor het hele terras later (vijf flesjes bier van 70 cent) is het ijs gebroken, het contact gelegd en het knaloranje bloemetjeshemd de koning van de Portugese paupers. “Het zijn geciviliseerde Marokkanen. Maar echte Marokkanen zijn hier niet. Niks te halen en niks te krijgen.”
Al snel wordt er hardop gemompeld waar de drugs vandaan kunnen komen. Vito, een gebronsde, magere veertiger met een petje boven zijn ingevallen gezicht, pakt de zestig euro aan waar Arthur hem achteloos mee vertrouwt en verdwijnt in een zijstraat. Helaas komt hij met lege handen terug. De dealer is niet thuis. “Je moet wachten op De Canadees”, is het devies. OK, dan wachten we. De lege flessentelling op tafel loopt gestaag op.
Een kleine, gelooide man met een wit baardje, een sportshirtje en een ijsmuts op verschijnt op het plein. “The Canadian”, die gewoon een Portugees is. Levenslang gehad in Canada voor het neersteken van de verkrachter van zijn zus, maar na een onbekend aantal jaren in Portugal gedumpt. Volgens Arthur, althans. "Tachtig messteken!" Hij kan wat regelen, maar gaat eerst een broodje halen. Arthur geeft hem op goed geluk honderd euro. “Ik ga er van uit dat het kwijt is.”
Om de voortgang te vieren zet Tuur een lokaal lolnummer aan op zijn telefoon. “Een soort Dikke Lul Band dit”, giert hij. “Deze tekst betekent ‘Ik hou van de lucht van je stokvis’, hahahahaaaa!” Het terras zingt het refrein mee en de koning is het fuifnummer onder de faalhazen. Als De Canadees terugkomt, is barvrouw Xandra alert. Gekleed in een wild gekleurd wijdvallend shirt boven een niet matchende broek met een even druk patroon, weet de zestiger heus wel wat er gebeurt op haar terras. Ze acteert plichtmatige irritatie, duidt Arthur laconiek. “Er hangen camera’s maar er zitten geen videobanden in.”
Ze slaat echter wel met een nijdig gebaar de rekening op tafel tussen de getelde flessen. 18 euro, tot hilariteit van Arthur. “Schitterend toch, kost geen drol, barvrouw boos, wat een land, wat een land. Heerlijk.”
De Canadees komt terug en met opzichtig stiekeme handelingen vindt de overdracht van het papieren propje met het plastic bolletje base cocaïne plaats. Xandra komt met luide kreten naar buiten gestormd en wijst naar Arthur. “Je nam de cocaïne aan! Je nam het aan, ik zag het!”
Het laat de winnaar van zijn eigen prijs volkomen onberoerd. “We moeten gaan, denk ik”, terwijl hij rustig opstaat. Vito staat ook op, we moeten met hem mee. Twee straatjes verderop opent hij de smalle deurtjes van een vervallen huis. Binnen hangt de klamme koelte van de zelfkant. Schimmel is vanaf het plafond tot halverwege de muren gezakt. De droefheid is bijna overweldigend.
Tuur is echter intens geamuseerd. “Is dit jullie eerste crackhuis of zo? Dit is hier gewoon een tourist trap hoor”, zegt hij met de jolige uitbundigheid van iemand die beloond gaat worden voor de lepe arbeid van een dag wachten en in stilte handelen. Er komt een fles ammoniak op tafel maar het spul hoeft niet schoongekookt te worden.
Vito heeft 4 jaar en 12 dagen in de gevangenis gezeten. Drugssmokkel. Pillen, Marokkaanse hash, coke. “Nooit heroïne. Nooit! In dit huis liggen boven ook naalden. Ik vind ze eng” en hij kijkt er oprecht bevreesd bij. Portugal heeft begin van deze eeuw alle drugs gedecriminaliseerd omdat 1% van de samenleving aan heroïne verslaafd was. Sindsdien zijn het gebruik en de handel sterk afgenomen, ook van softdrugs.
Tuur inhaleert inmiddels zijn eerste dosis crack via een pennenhuls in een waterflesje.
“Dit is Buh-kufsky”, grijnst hij voldaan. "Alleen zie ik er beter uit dan hij." Zijn gezicht klaart op, zijn houding ontspant zo mogelijk nog verder. Vito is aan de beurt. Met diepe teugen zuigt hij dankbaar zijn drugs naar binnen. Het slaat hard aan. Hij begint te zweten, ijsbeert wat, buigt door zijn knieën tegen de muur en wordt eerst nerveus en daarna paranoïde. Alles in volledige vreedzaamheid, maar hij wordt angstig en wil weg. Hij is voorwaardelijk vrij. “Een slok drank achter het stuur is al genoeg om teruggestuurd te worden.” Hij vraagt ons om te gaan, dus dat doen we. Niet voordat Tuur nog een hit doet en een deel van de stuff aan Vito doneert, die de rest voor Arthur inpakt.
We nemen nog geen 100 meter verderop nog één bier op het dorpsplein, waar bewoners de dag doornemen en kinderen spelen. Er staat één digitale abri op het pleintje van plastic stoelen en gesleten klinkers. Iedereen is goed geluimd.
We nemen afscheid van Mowikan, die in het dorp een hotelletje heeft, en bellen een taxi terug. Tijdens het wachten slaat Don Arturito weer aan het reflecteren op de lage mensheid.
“Ik ben niet geïnteresseerd in wederhoor. Ik beleef wat ik zie en wat ik zie is mijn waarheid. Mijn mening doet er toe. New Journalism, New Journalism. Maar als je me echt wilt kwetsen, moet je me journalist noemen. Ik heb het Kuifje-syndroom.” Waarna een hele vrije interpretatie van de brave Vlaamse stripreporter volgt: “Ik wil gewoon lekker hoeren en snoeren in de baas z’n tijd. Ik ben volkomen immoreel.”
“Je mag alles opschrijven wat er gebeurt. Je mag me fotograferen als ik crack rook. Denk je dat ik iets te verbergen heb?”
We worden naar Villa Vischlugt gereden door de laatste passant in de Portugese teloorgang die deze vrijdag uitbundig wordt van de aanstekelijke babbelcharmes van zijn passagier. Hij is eigenlijk pianoleraar, maar er is geen werk, vertelt hij - en barst vervolgens uit volle borst en zuiver gedragen in een opgewekte operazang uit.
Op bestemming neemt de joviale jongen uitgebreid afscheid van de zingende taxichauffeur. Alsof ze al jaren de beste vrienden zijn.
Meer over Arthurs Saudades aan de Costa del Coke bij uw betere crackhuis **boekwinkel.
Reaguursels
Dit wil je ook lezen
Arthur van Amerongen - Moslims zijn niet zielig
Tante Tuur is boos (tevens: Stamcafé)
Arthur van Amerongen - Hoerenman
Soep van de Week, teven Stamcafé
GeenStijl-columnist interviewt GeenStijl-redacteur over overstap naar GeenStijl in het Stamcafé
Wij van GeenStijl vinden GeenStijl ook erg goed
Ozempic: de zombiedope voor dikzakken.
Ik postte gisteren deze twiet en dat was vragen om ellende.
(Tevens StamCafé, met gratis blokjes cheddar, chorizo & witte wijn)
De Bolle Gogh: een bruisende biografie over de Hemelse Roker
De Bolle Gogh is een rollercoaster. De biografie dendert bijna 700 pagina’s onvermoeibaar door, net als het leven van Theo. Ik ben van dezelfde generatie als Theo en het boek is een feest der herkenning voor iedereen die met name de jaren tachtig in het - toen nog - zo lekker gore Amsterdam heeft meegemaakt.
Arthur van Amerongen - Soep van de Week: Eric Smit en Akwasi verklaren de oorlog aan Musk
Nieuw op GeenStijl: Arthur van Amerongen soept door de hete teeks van deze week in zijn nieuwe rubriek Soep van de Week, vandaag tevens ook Stamcafé. Vanaf nu: iedere week!
Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (52)
“Meneer van Amerongen: steek uw Annus Horribilis maar in een geheime opening waar de zon nooit schijnt!” (tevens Stamcafé)