VrijMiBo met Gods Zegen
Vijf Ballen voor de VrijMiBo
When day comes we ask ourselves,
where can we find light in this never-ending shade?
The loss we carry,
a sea we must wade.
We've braved the belly of the beast,
We've learned that quiet isn't always peace,
and the norms and notions
of what just is
isn't always just-ice.
And yet the dawn is ours
before we knew it.
Somehow we do it.
Prettig weekend. En be nice.
Grand VrijMiBo
Dit wordt ons niet ontnomen: lezen
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.
Zij waren het van kind af aan.
Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen, voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan;
de enigen die ons nooit verstoten.
Prettig weekend. En be nice.
De Bezem Door De VrijMiBo
In the late sun the birds flock flock.
The grey chipping of the hollyhock
Scatters the hectic weed
Around, around the maypole ground.
Highly is it longer anymore.
The hill has turned.
Warmly the branches speckle big
And always are the sounding sides rough.
The broken fur swells and breaks
Upon the garden wall.
The floor is swept with green.
Prettig weekend. En be nice.
De VrijMiBo op 67 procent
Nu gij ver wegzijt , komen al de nachten
Sluipen door schemerstraat, arm en gehavend,
En zij die vroeger zielsverblijde brachten,
Beedlen aan dichte deur in laten avond.
En als ik stille paden wandel, loopen
Dagen mij na met uitgestoken handen,
Dat 'k voor mijn goud hun poovren praal zal koopen,
Prijzend hun waar met stemmen van ellende.
Maar als een spreekt van u of noemt uw naam,
Als ik een balling uit dat land regaal
Waarover gij heerst, zitten we uren saam
Pratend van u aan rijk herdenkens maal;
Neederig-aandachtig luister 'k aan zijn voet,
En leid hem uit zooals men koon'gen doet.
VrijMiBo in de economyclass
Toen ik de hut verliet waren er mensen
tegen wie ik aankroop, bij enkelen meende ik het.
Ik weet niet wat er dooide, er kwam al zoveel in me om.
Wat was hij even een baby. Bleef maar jengelen
om verhalen van de walvis in de man. Hechtte wat
waterpsalmen af. Ik dein
op een matras. Alsof me iets wiegt maar het gaat
te hard. Weinigen komen onder smeltwater vandaan,
weinigen komen van smeltwater af.
De poel op de vloer neemt toe. De rimpelingen
aan het oppervlak lijken vingerafdrukken
die in elkaar overgaan.
Chef de VrijMiBo
Ik wijd je dit gedicht, zodat, als ooit mijn naam
Voorspoedig in een verre tijd aan land zal komen,
Groots voortgedreven als een schip door een orkaan,
En op een avond stervelingen zal doen dromen,
Jouw aandenken zo fabelachtig als fantomen
De lezer afmat als een monotoon timpaan
En, in mijn laaghartige verzen opgenomen,
Door een geheime broederband blijft voortbestaan,
Verdoemde vrouw, jij die vanaf de hellegrond
Tot aan de hemeltrans slechts mij als toevlucht vond:
-O jij die, als een schim onmiddellijk verzwonden,
Met lichte voet en onbewogen blik trapt op
De dwaze stervelingen die je wrang bevonden,
Standbeeld met gitzwart oog, engel met bronzen kop.
Bekakte VrijMiBo
het geluid van samen
schuilt in de herinnering
van gebouwen en het gras
ligt uitgestrekt in onze dromen
als de horizon
ik wacht
met gesloten ogen
een hart wagenwijd open
smachtend naar vervulling
als de ochtendstond
die als muziek in de oren
de wereld rond
ons verbindt
en laat weten
dat alles samen komt
VrijMiBo Vanuit Een Keldertje
Men moet zijn zomers nog tellen, zijn vonnis
nog vellen, men moet zijn winter nog sneeuwenÂ
men moet nog boodschappen doen voor het donker
de weg vraagt, zwarte kaarsen voor in de kelderÂ
men moet de zonen nog moed inspreken, de dochters
een harnas aanmeten, ijswater koken lerenÂ
men moet de fotograaf nog de bloedplas wijzen
zijn huis ontwennen, zijn inktlint vernieuwenÂ
men moet nog een kuil graven voor een vlinder
het ogenblik ruilen voor zijn vaders horloge
Prettig weekend. En be nice.