De VrijMiBo op 67 procent
Nu gij ver wegzijt , komen al de nachten
Sluipen door schemerstraat, arm en gehavend,
En zij die vroeger zielsverblijde brachten,
Beedlen aan dichte deur in laten avond.
En als ik stille paden wandel, loopen
Dagen mij na met uitgestoken handen,
Dat 'k voor mijn goud hun poovren praal zal koopen,
Prijzend hun waar met stemmen van ellende.
Maar als een spreekt van u of noemt uw naam,
Als ik een balling uit dat land regaal
Waarover gij heerst, zitten we uren saam
Pratend van u aan rijk herdenkens maal;
Neederig-aandachtig luister 'k aan zijn voet,
En leid hem uit zooals men koon'gen doet.