achtergrond

Geenstijl

login

word lid

nachtmodus

tip redactie

zoeken

Kultureel-Histories Kijktiptoppik: 1971. The Year That Music Changed Everything

Progressieve lens op 50 jaar geleden zonder woke gewapper en met de naald in een goeie muzikale groef

Na langer dan ons lief is binnen zitten, hebben we alle streamingdiensten onderhand wel uitgespeeld. Maar langzaam beginnen er nieuwe producties te verschijnen die regenachtige zomeravonden kunnen vullen. Na een paar jaar van toenemende wook & wapper, wat resulteerde in diversiteit & depressie als ook de laagste kijkcijfers voor award shows ever ooit, plus een heerlijke rant van Bill Maher over het kaalgeslagen Nomadland van het levendige entertainment, lijkt de boel zich enigszins te normaliseren omdat drammen niet tot dollars leidt.

Althans. Zulks meenden we te proeven in 1971. The Year That Music Changed Everything op AppleTV+. In mei pas in de wekelijkse Mustwatch op NieuwNieuws getipt, nu al op GeenStijl! Geproduceerd door de makers van Amy, de fantastische tranentrekker over de cynische teloorgang van La Winehouse, bestaat 1971 uit samengestelde beelden van nieuws, interviews en privé-opnames over muziek en muzikanten in de winter van woede na de summer of love. De acht keer drie kwartier zijn duidelijk gemaakt in deze tijdsgeest, dus met veel focus op minderheden & mensenrechten, maar het laat vooral veel zien, zonder een belerende toon aan te slaan: Don't hate the black / Don't hate the white / If you get bit / Just hate the bite.

Aan het woord komen artiesten, producers, muzikanten, journalisten in (voornamelijk) Amerika en Engeland die voice-overen boven beelden die afwisselen tussen sociale onrust en opkomende culturele en muzikale genres, hun uitvoerders en hun aanhangers, van hippies en (reli-) sektes tot glamrockers en sekssymbolen.

De verhaallijn van de vroege jaren '70 is bekend (Nixon, Vietnam, demonstraties, staats- en revolutiegeweld, zwarte panters, homorechten) maar er zitten veel beelden, fragmenten en citaten in die je vermoedelijk nooit eerder zag. Zoals de gijzelsituatie en treurige afloop van de Attica Prison Riot enerzijds (43 doden), maar anderzijds ook kritische kwoots over de naïeve, door drugs gedomineerde wereldvrededromen van het flower power-idealisme waarmee de hippies hun eigen ondergang bijna net zo snel verzekerden als dat ze opkwamen.

Omdat er geen sturende saus overheen gegoten wordt, maar wel veel muziek (en privébeelden van bruine suiker gebruikende Rolling Stones), mag de kijker zelf kiezen of ie John Lennon nog steeds een revolutionaire sociale held vindt, of dat de dommige oppervlakkigheid van de chronisch boze Beatle toch best een hoog Diederik Ebbinge Stampvoet Gehalte heeft. Ook de hare krishna-koekebakkerij van George Harrison over Bangladesh heeft vijftig jaar later een sterk Erik van Muiswinkel Nie-Na-China-gevoel. 

De historische parallel tussen 1971 en 50 jaar later is dat morele verontwaardiging van alle tijden als ook vaak goedkoper dan grootmoedig is. Jongeren vinden oudere mensen stom, iedereen heeft liever vrede dan oorlog en oude ideeën worden vaak (maar niet altijd) ingehaald door nieuwe, betere ideeën: het zijn de geruststellende gedachten van de generationele vooruitgang. Net zo geruststellend als het besef dat de meeste oprispingen een hype zijn, een modebeweging op de catwalk van de tijdsgeest.

Dat neemt niet weg dat in de tijd van toen wel een paar serieuze sociale revoluties opspeelden die de vrijheid van het (afwijkende) individu vooruit moesten helpen. Racisme en homohaat werden in 1971 nog nauwelijks met rechten bestreden en ook de bevrijding van de vrouw was nog geen gelopen race. Op een soundtrack van onder meer Marvin Gaye, The Who, Gil Scott-Heron, Carole King, Aretha Franklin, Elton John, Lou Reed en T-Rex krijgen die bewegingen het ritme waarin onvolkomen of ontbrekende rechten in die tijd werden bevraagd, in tegenstelling tot de manier waarop ze een halve eeuw later en een postmoderne mores verder vooral worden overschreeuwd. Sylvana Simons mag zich dan in uiterlijke gelijkenissen tooien qua kapsel en kleding, ze is bepaald geen echte Angela Davis. Ze is de postmoderne plastic namaak, zoals de hele wook-beweging (en hun helper witjes) is een drammerig doch passerend modeverschijnsel zijn dan een dappere verzetsmacht.

Granted: ook in 2021 is racisme niet uitgeroeid, de homo niet honderd procent geaccepteerd en de positie van de vrouw niet vervolmaakt. Maar: anno nu zijn hun rechten, vrijheden en verworvenheden in alle westerse landen meer dan behoorlijk goed geborgd in wetgeving en de sociale moraal. In 1971 en de omliggende jaren was daarentegen echt nog een wereld te winnen voor zwarten in met name Amerika, voor vrouwen en homo's in het westen en voor het liberale individu in het algemeen. Dat kunst, cultuur en muziek destijds voor echte omwentelingen hielpen zorgen tegen oude (politieke) machten & oude (christelijke) moraal, geeft de kijker anno heden eigenlijk best een goed gevoel over die terechte progressie. En dat allemaal zonder schuld en zonde aangepraat te krijgen, maar wel opgeluisterde door een dikke soundtrack van onsterfelijke muziek . 

Behalve John Lennon dan, dat blijft een afgrijselijk eendimensionaal schertsfiguur. Maar verder is 1971. The Year That Music Changed Everything een heerlijke langspeelplaat van toen de kunsten en hun makers conformisme nog niet met rebellie verwarden, omdat er in 1971 nog echte werelden van vrijheid en rechten te winnen waren, in tegenstelling tot het 2021 waarin men aan doodgesubsidieerde dogma's van drein en diversiteit vastklampt. Alleen al als perspectief daarop is 1971 een geruststellende aanrader: vroeger werd alles beter.

100 critics/70 audience op de tomatenmeter. Te zien op AppleTV+ of zelf opzoeken via digitale bootleg-persingen.

Maher over het pretverlies van de entertainment-industrie

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.