Toch de VrijMiBo
Ik zag haar vaak, maar altijd verdwijnen
Om den hoek van de straat of met den schoonen droom
Waarin ze voorkwam, want ik had nooit veine:
Steeds was zij te ver, of ik te loom.
Toch zag ik haar ééns, aan de' oeverzoom
Van den Cocytus - o engelreine -
Mijn laatste kans, maar de trage stroom
Was er eerder bij: ach! ieder het zijne.
En ik nooit het mijne, want de onthulling
Van wat ik helderziend, zonneklaar
Eenmaal mocht aanschouwen, werd bij de vervulling
Meteen verzwolgen door de gulzige baar.
Nu is mijn Schoone een verrotte bark,
Daarop zocht ik mijn laatste toevlucht;
Zij draagt toch háár naam en lijkt het boegbeeld
Niet meer op háár dan een lier op een hark?
Prettig weekend. En be nice.