GS Collage Tour 2016 - Algemeen kiesrecht
Het jaar 1848 staat bekend als het revolutiejaar maar de bloedige straatgevechten in Berlijn, Wenen en Parijs leidden tot grote teleurstelling van de aartsvader van het socialisme, Karl Marx (18181883) uiteindelijk tot niets. In het autoritair geregeerde Koninkrijk der Nederlanden zat de schrik er desondanks goed in. Onder voortvarende leiding van de liberale politicus Johan Thorbecke (1798-1872) kwam niet alleen in hoog tempo een grondwet tot stand, maar werden ook staatkundige hervormingen doorgevoerd.
Binnen het nieuwe politieke bestel richtte dominee Abraham Kuyper (1837-1920) in 1878 de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) op: Neêrlands eerste politieke partij. Na de ARP, die de belangen van de gereformeerde medemens behartigde, volgden politieke partijen van hervormden, katholieken, liberalen en socialisten. Er ontstond, kortom, een levendig parlementair discours met als één van de belangrijkste politieke kwesties de invoering van het algemeen kiesrecht.
Voor alle partijen van groot belang, maar met name de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) koesterde hoge verwachtingen van het algemeen kiesrecht omdat de socialisten op een enorme verkiezingsoverwinning rekenden. En, met de veronderstelde verkiezingsoverwinning in the pocket, hoopte men snel de socialistische heilstaat te kunnen gaan realiseren. Toen in 1901 evenwel het kabinet-Kuyper tot stand kwam een coalitie van gereformeerden, hervormden en katholieken werd de beslissing over introductie van het algemeen kiesrecht door minister-president Abraham Kuyper op de lange baan geschoven. Dit gegeven in combinatie met gelegenheidswetgeving, bedoeld om stakingen te breken leidde tot enorme frustratie bij de SDAP.
De spotprenttekenaar Albert Hahn (1877-1918) kreeg zodoende toestemming van de SDAP-partijleiding om in socialistische kranten en tijdschriften helemaal los te gaan op confessionele partijen in het algemeen en christenpolitici in het bijzonder. Bovenstaand een van Hahns beroemdste prenten, uit 1903, met Abraham Kuyper die een stakende arbeider wurgt.
Geinig detail 1
De vrijheid van meningsuiting was aan het begin van de twintigste eeuw in Nederland min of meer absoluut omdat de overheid zich beperkte tot het handhaven van de openbare orde. Hahn kon dan ook zonder problemen de draak steken met religieuze eigenaardigheden en christenpolitici (met satanisch genoegen) van huichelarij betichten. Het confessionele deel der natie klaagde weliswaar steen en been bijvoorbeeld over bovenstaande spotprent getiteld Het moderne kruis uit 1910 (opklikken) maar stond destijds nog machteloos. Tot op het bot getergde christenpolitici zouden de als uiterst beledigend ervaren prenten van Hahn die in 1918 overleed echter niet vergeten.
In 1932 zag de antirevolutionaire minister van Justitie Jan Donner jawel, de opa van Piet Hein "sharia invoeren moet democratisch kunnen" Donner na publicatie van hem onwelgevallige prenten in het communistische dagblad De Tribune zijn kans schoon om de Wet inzake smalende godslastering te introduceren.
Geinig detail 2
Tot aan de grandioze intocht van de islam was het in linkse kringen volkomen vanzelfsprekend religie, in al zijn varianten, belachelijk te maken. Het gemak waarmee politieke partijen ter linkerzijde van het politieke spectrum denk hierbij aan PvdA en GroenLinks hebben gebroken met de eigen, antiklerikale geschiedenis is derhalve opvallend te noemen. Nu de islam, via DENK, in het parlement is vertegenwoordigd, rijst de vraag of hedendaagse politieke cartoonisten de moed zullen hebben de draad van Albert Hahn weer op te pakken en islamopolitici als huichelaars te ontmaskeren.