Mart Smeets imiteren met Nico Dijkshoorn
(...) Goedenavond. Huilen, mag dat? Ik vraag het hier vlak voor Suis JArrive Poulidour, een kasteel in een knotsgek dorp en als ik zeg knotsgek bedoel ik dan ook knotsgek, ja dan bedoel ik ook knotsgek. Maar wij zitten hier en de inwoners zitten thuis en daarom de vraag. Mag je huilen? Mag je als grote kerel met, mag ik u even spreken, het snot uit je iris janken als je het verkeerde blad schakelt op die grote puist midden in Frankrijk, die monsterberg waar Piet Verdoeven ooit een sneeuwvos aanreed. Wie zegt u? Piet Verdoeven. Ja. Dé Piet Verdoeven. De ijzermaler uit de Kaag. Hij is hier vanavond en Piet is nog steeds, een meneer. Mag ik dat zeggen? Ja hij knikt. Dat mag ik zeggen. Piet, en u hoort er straks alles over, die zei, een corrigeer me maar als ik er naast zit, die zei: berg ik rijd tegen jou op, ik ben niet bang voor je en, want deze man is gek, helemaal gek, maar mooi gek, reed een sneeuwvos aan. Hij heeft hem vanavond meegenomen, opgezet en wel en we gaan er zo over praten. Maar eerst beelden. Jongens, laat maar zien. (...)
(...) En kijk eens even, is dat patat of is dat geen patat, hij zegt deze is voor mij, daar komt niemand meer aan en hij doet die bocht in een papiertje met een hele grote strik er omheen, was getekend Arie Maanders. Goedemiddag zeg, kijk die anderen eens, die zakken helemaal door hun knietjes heen. Kijk eens even zeg, dat is biefstuk met brood en doortrappen maar, steen en steenkapot. Jongens als Wobbe Dubers en Schuit van Wierden, patat!! Gegroet heren en tot nooit meer ziens. Maar deze meneer zegt, dit is van mij, niet aankomen, mag ik even voor, dank u en pang, niertjes met uien, achter aansluiten graag en je kop bij elkaar schamen. (...)
(...) Maar Michael, jij was een grote meneer in het peloton, mag ik dat zo zeggen? En, dames en heren, en dat is misschien heel gek wat ik nu ga zeggen maar ik zeg het toch, jij was een bagger-renner. Slecht. Het was niets en het is nooit iets geworden, mag ik dat zo zeggen? Deze hele grote meneer naast me, Michael Boogerd, kon niks dames en heren en zei, het maakt me niet uit, ik rijd met die rare grote kop van me, met al dat gebit, keihard tegen de wind in en ik zie wel waar het schip strand. Laten we wat oude beelden kijken. Jongens, laat maar zien. ...... Kijk, hier, snot op je kin en dan stap je af. Wist je dat toen op dat moment, dat het er zo uitzag? Zo, mag ik dat zeggen, lullig, vergeef me het woord, ja, lullig en dom. Laat ik het anders zeggen, wist jij, Michael Boogerd, de grote meneer van het wielrennen, toen al, toen in die tijd, dat je niet kon wielrennen. (...)
(...) De Tour, is dat een vrouw? Wat vind jij, Leen? Lee Towers is, en dat weten niet veel mensen, zoon van fietsenmaker, een hele grote meneer in Nederland maar altijd gewoon Leen gebleven, nee, laat ik het anders zeggen, jij Leen, zoals je hier zit, met je hoofd en je armen en ja, wat is het, een lichaam, mag ik dat zo zeggen, heb jij Leen ooit gelachen om de Tour? Hij lacht, en dat mag want we zitten hier als vrienden onder elkaar, maar, laat ik het dan anders vragen, huil jij wel eens Leen? (...)