achtergrond

Geenstijl

login

word lid

nachtmodus

tip redactie

zoeken

Over Ons Indie, antiracisten en moeilijke poezie

topicproklamasi.jpgOp 17 augustus 1945 betrad een bijzondere man het podium voor een villa aan de Jalan Pegangsaan te Batavia. Lichtelijk shaky begon hij het volgende van een velletje te lezen: “Proklamasi…”. De Rood-witte vlag werd gehesen, een nieuw volkslied onwennig gezongen. De Republik Indonesia was uitgeroepen. Waar Nederland op 15 augustus de Japanse overgave een beetje besmuikt viert is het op 17 augustus groot feest in Indonesië. Een goede week om eens een boompje op te zetten over kolonialisme, Nederlanderschap en de Indische erfenis, niet?
Op een bepaalde manier is het hele koloniale gedoe, zeker in de laat-koloniale periode (grofweg van 1900 tot de Jap er in 1942 een einde aan maakte) een soort opwarmronde geweest van het huidige racismedebat. In de kolonie was er niet alleen sprake van cultureel racisme, maar ook van werkelijke rassenwetten: het Nederlands Recht gold voor Nederlanders en Indo’s die “wit genoeg” waren, het Inlands Recht voor de niet-blanke rest. Vanzelfsprekend waren de Nederlandse rechtbanken veel milder en veel professioneler. Ook functioneerden er sja’riarechtbanken voor de booslims. Chinezen en de meeste andere Aziaten vielen onder Inlands Recht, maar Japanners, die geacht werden van een hoogstaandere cultuur te zijn, vielen dan weer onder het gewone recht. Ook was er Apartheid: bepaalde zwembaden, cafés e.d. waren “slegs vir blankes”. Allemaal dus wel een tandje erger dan nu in Nederland, maar toch: gescheiden werelden en, niet onbelangrijk, ook felle antiracistische tegenbewegingen. Ook toen verliep de strijd voornamelijk via het onderwijs. Met de komst van hoger onderwijs (in 1920) was natuurlijk helemaal de boot aan: het koloniale systeem dolf zijn eigen graf door een nieuwe generatie mondige leiders op te leiden, waaronder de voornoemde Soekarno. Een van de eerste wapenfeiten die we van hem kennen is het feit dat hij woedend weggelopen is bij het Bandoengsch Studenten Corps, omdat hij als “volbloed-Inlander” geen kans maakte om lid te worden van de Senaat van de studentenvereniging. Voor een geboren leider en een “djago” (alfamannetje) als Soekarno natuurlijk onverteerbaar; zijn politieke activisme kwam voor een groot deel voort uit een strijd tegen de discriminatie van de koloniale staat. Sterker nog, een groot deel van de activisten streden voor de oorlog niet eens tegen het kolonialisme of tegen de koloniale staat, maar tegen de racistische invulling ervan: velen wilden juist profiteren van de technologische en culturele verworvenheden van de Europese cultuur. Men schreef kranten vol over thema's die we ook nu zonder moeite herkennen: "Inlandsche" afgestudeerden kregen nauwelijks werk, en ook op de werkvloer en in andere gelegenheden voor de hogere sociale kringen waar de nieuwe generatie Indonesische leiders ineens mochten komen tierden de racistische pesterijen welig. Pas toen de Japanners de Nederlanders op hun kloten gaven, sloeg de strijd om in bijna universeel antikolonialisme. Toch lijkt er totale culturele amnesie te bestaan onder de antiracisten van nu: maar zeer zelden wordt de parallel getrokken met het Indisch verleden. Niet alleen op bestuurlijk vlak, maar ook op cultureel vlak lijkt het Indisch verleden onder het tapijt geveegd te zijn. Zo kan men wel eens boze opiniestukken lezen over hoe de Nederlandse literatuur “veel te wit” is, terwijl toch prachtige - zo niet de mooiste - literatuur uit de koloniale context komt en zeker niet als roomblank bestempeld mag worden, al was het maar omdat de schrijvers nou niet echt blakende blonde koppies hebben. Ook is deze literatuur doordrenkt van alle thema’s die de Kwinsies en de Sunnies zo belangrijk vinden: afkomst, discriminatie, ontheemding en veel gepraat over “power structures” die bestaan uit een boosaardige witte elite en een groot volk van onderdrukte krabbelaars. Het hele gedonder begon natuurlijk al bij Max Havelaar en is eigenlijk in de loop van de 20ste eeuw niet verdwenen. “Zoo ik iets ben, ben ik een Hagenaar” schreef ome Louis, want door zijn biculturele achtergrond was hij nergens ter wereld echt thuis, behalve misschien een beetje onder de bomen van het Voorhout. Met de komst van honderden (Indo)-Nederlanders uit de kolonie na de dekolonisatie kwam er ook nog eens een enorme cultuur van Exilliteratur op; schrijfsters als Marion Bloem schreven over gepest worden wegens anders-zijn. Dit fenomeen is nog lang niet uitgestorven: sla Het Parool maar open en de omgang met de Indische identiteit springt van de bladzijden als Theodor Holman weer eens een in nostalgische bui prachtige, breekbare stukjes over zijn familie schrijft. Ook het hele islamdebat zoals we het nu kennen is honderd jaar geleden al gevoerd in Nederlands-Indië. Ook toen stonden rechtsconservatieve partijen die vonden dat alle moslims potentiële terroristen waren lijnrecht tegenover linksdraaiende, niet zelden academische types, die juist vonden dat de islam een prachtig oud geloof was en dat al het euvel lag aan andere factoren. De waarheid lag toen ook in het midden. Ook toen ontplofte er wel eens een bom en maakten er wel eens wat mensen amok terwijl ze “allahoe akbar” brulden. Toen al concludeerden enkele vooruitziende geesten dat je in de omgang met de islam een paar dingen niét moet doen: extremistische predikers toelaten, Helaas hebben we niks met die lessen niets gedaan. En in Indonesië? Met honderden miljoenen aan Saoedisch geld veranderde het land langzamerhand in een haatkalifaat. Het wordt steeds moeilijker voor homo’s en vrouwen, de invloed van de islam op de politiek neemt hand over hand toe en er duiken ineens door de hele archipel fenomenen op, zoals vrouwenbesnijdenis en volledige burqabedekking, die in de rest van de geschiedenis alleen in haatbaardenbrandhaard Atjéh voorkwamen. De Nederlands-Indische deskundigen van destijds hebben dus van de geschiedenis gelijk gekregen. In plaats van een redelijk tolerante “Agama Jawa”, een lokale, mystieke en gematigde vorm van de islam, krijgt het zandfanatisme steeds meer voet aan de grond. Laat het een les voor Nederland zijn; als de overheid wijs is, dan bevriest ze de financiering van haatpaleizen en het sponsoren van collaborateurs als Arnoud van Doorn. Waarom de huidige antiracisten zo weinig doen met het Indisch verleden is moeilijk te zeggen. Enerzijds is het ook allemaal wel erg lang geleden - de laatste keurige Haagse vrouwtjes die “Holland” nog uitspreken alsof het een buitenland is sterven uit. De algehele staat van het geschiedenisonderwijs helpt hierbij niet; men leert al zo weinig en het koloniaal verleden is door een mengeling van schroom en tijdgebrek een beetje een ondergeschoven kindje. Het kan ook zijn dat ze te druk bezig zijn met het lezen van Amerikaanse blogs over welke nieuwe trend op het gebied van activisme er deze week weer in de mode is en dat men helemaal geen tijd heeft voor serieuze literatuur naast het overtypen van Salon en The Huffington Post. Of, en dat zou nog best wel een dingetje zijn, is het racismedebat inmiddels zo verschoven dat Indo-Nederlanders en hun cultuur inmiddels als “wit” worden gezien? Wittemannenmoetjebrekenmevrouw Seada Nourhussen lijkt wel zoiets te impliceren in haar tirades tegen Adriaan van Dis. Grappig, want als het werk van Van Dis ergens over gaat, dan is het wel het (niet lukken van) aarden in een vreemde, witte maatschappij. Zou het dan eindelijk zo zijn dat door de massamigratie uit Zandbakkië de Indo’s voor vol worden aangezien in de Nederlandse samenleving? Dat zou toch hoopvol moeten zijn voor de antiracisten: volwaardig witte Nederlander worden is mogelijk! Of juichen we te vroeg? In order for light tot shine there must be darkness, valt dan te denken: wrang kan men stellen is dat de enige manier om racisme en uitsluiting van een zekere groep op te lossen is, is door een nieuwe groep zondebokken te importeren. We hebben het bijvoorbeeld ook niet over massale Italianenproblematiek, de Polen zijn tegenwoordig ook okee bij de PVV en over de plaag van criminele Surinamers moeten we naar de kranten van de jaren ’80 en ’90. Wat dat betreft zouden de lessen van het koloniaal verleden complex, verwarrend en weinig optimistisch zijn; dat past natuurlijk niet in het straatje van de aktivisten, die menen dat het hier luilekkerland wezen kan als alle per definitie foute witte mensen want wit die verdomde PVV’ers nou eens een keer wat minder faksistisch waren.

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.