GeenPeil krijgt referendum-waarnemers, maar Brussel probeert een burgeroorlog uit te lokken
![Oh hi daar 74808.jpg](https://legacy.gscdn.nl/archives/images/74808.jpg)
Lange lijst vragen CDA, D66 en CU over @GeenPeil #referendum op 6 april. Kabinet moet echt duidelijkheid gaan geven. pic.twitter.com/rZpHKg4XQo
— Kees Verhoeven (@KeesVee) January 4, 2016
Volledige lijst met vragen na de breek, voor de liefhebbers van wetten, verdragen & bestuurstheorie.Schriftelijke Vragen van de leden Omtzigt (CDA), Verhoeven (D66) en Voordewind (CU) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de voorlopige inwerkingtreding van het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne, het parlementaire proces dat leidde tot de voorlopige inwerkingtreding en de spanning die zit tussen het referendum en de voorlopige inwerkingtreding.
1. Heeft u kennis genomen van de mededeling van de commissie dat The trade part of the EU-Ukraine Association Agreement becomes operational on 1 January 2016, waarin gesteld wordt dat het hele verdrag nu voorlopig van kracht is. ("On 1 January 2016, the European Union (EU) and Ukraine will start applying the Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA) which forms part of the Association Agreement signed in June 2014. The rest of the Association Agreement has already been in force since November 2014.")
2. Kunt u precies per artikel aangeven welke van de 486 artikelen op of voor 1 januari 2016 voorlopig in werking getreden zijn?
3. Hoeveel procent van het verdrag (hoeveel procent van de artikelen) van het associatieverdrag met Oekraïne wordt nu voorlopig toegepast?
4. Kunt u aangeven welke van de artikelen, die voorlopig worden toegepast, vallen onder de exclusieve competentie van de Europese Unie en waarover de Europese Unie dus een verdrag met Oekraïne had kunnen sluiten zonder dat de Lidstaten het ieder afzonderlijk hadden hoeven te ratificeren?
5. Kunt u aangeven welke van de artikelen, die voorlopig worden toegepast, vallen onder de competenties in artikelen 4, 5 en 6 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en waarover de Unie dus geen exclusieve bevoegdheid heeft? Kun u de lijst met artikelen van het verdrag die in werking getreden zijn koppelen aan artikel 3, 4, 5 en 6 van het VWEU?
6. Herinnert u zich dat u het parlement over deze voorlopige toepassing, die plaatsvond via de raadsbesluiten van 17 maart 2014 (2014/295, Pb L161) en 23 juni 2014 (2014/668/EU, Pb L 278), achteraf geïnformeerd heeft in Kamerstuk Kamerstuk 34116 nr. 3 en ook in Aanhangsel bij de Handelingen 425, 2015/2016)?
7. Heeft Nederland ingestemd met beide raadsbesluiten? Wat wat het stemgedrag van alle 28 Lidstaten bij deze besluiten?
8. Was unanimiteit nodig bij elk van deze raadsbesluiten. Met andere woorden, had Nederland een veto recht en kon het bijvoorbeeld voorlopige toepassing van hoofdstukken blokkeren?
9. Was het voornemen om een deel van het associatie-akkoord al voorlopig van toepassing te verklaren bekend bij het opstellen van de geannoteerde agendas van de Europese Raden waarop dat gebeurde?
10. Waarom wordt het voornemen om het associatieverdrag voorlopig van toepassing te laten zijn niet gemeld in de geannoteerde agendas van de Europese Raden? (Kamerstukken 21501-02, nr. 1393 en 21501-20, nr. 840)?
11. Waarom wordt in het verslag van de Europese Raad van 20 en 21 maart 2014, waar wel gemeld wordt dat de politieke onderdelen van het associatieverdrag zijn ondertekend, niet gemeld dat er ook een besluit genomen is over voorlopige toepassing van grote delen van dat akkoord? (21501-20, nr. 851)?
12. Bent u bekend met het feit dat de Britse regering al in oktober 2012 een brief schreef over de voorstellen van tot voorlopige toepassing van het associatieverdrag met Oekraine en dat het Britse Lagerhuis en de regering uitgebreid hierover overlegd hebben (House of Commons European Scrutiny Committee, Nineteenth report of session 2013-14)
13. Op welke wijze heeft u de Tweede Kamer inzicht gegeven in de plannen om het associatieverdrag voor een groot deel voorlopig van toepassing te verklaren en heeft u de Kamer de gelegenheid gegeven daar een oordeel over te geven, voordat u instemde met de voorlopige toepassing?
14. Klopt het dat om er eenparigheid van stemmen, dus unanimiteit, in de Europese Raad van alle 28 Lidstaten vereist is om de voorlopige toepassing van het akkoord te beëindigen, iets wat zo goed als onmogelijk is? (Aanhangsel bij de Handelingen 425, 2015/2016, antwoord 4, 8 en 12)
15. Is het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden nu gebonden aan een zeer groot deel van het associatieverdrag middels de voorlopige toepassing, die Nederland op geen enkele wijze eenzijdig terug kan draaien?
16. Was instemming van de Staten-Generaal nodig voordat Nederland instemde met voorlopige toepassing, conform artikel 91 van de grondwet, dat de Staten-Generaal instemmingsrecht verleent voor verdragen? Zo ja, hoe verkreeg de regering die instemming? Zo nee, waarom niet?
17. Kunt u het proces beschrijven van onderhandeling tussen de Lidstaten over de voorlopige toepassing van het associatieverdrag en kunt u de met de commissie gewisselde stukken daarover met de Kamer delen?
18. Klopt het dat het deel van het associatieverdrag dat nu wordt toegepast, gewoon toegepast blijft worden, ook als Nederland het verdrag uiteindelijk niet ratificeert? Of vervalt dan ook de voorlopige toepassing?
19. Bent u bekend met de wet raadgevend referendum, die in artikel 13, lid 2, dat gaat over referenda over verdragen, bepaalt dat: Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van rijkswet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking of bekendmaking van de rijkswet?
20. Betekent artikel 13, lid 2, dat de regering bij een rechtsgeldige, negatieve uitslag van het referendum het associatieverdrag niet kan ratificeren, tenzij de Tweede en Eerste Kamer daartoe een wetsvoorstel hebben aangenomen?
21. Wat gebeurt er met het verdrag indien er geen nieuwe wet ter intrekking of bekendmaking wordt aangenomen, bijvoorbeeld omdat de regering geen wet indient, of omdat de Eerste en Tweede Kamer beiden een verschillend standpunt innemen?
22. Hoe dient artikel 16 van de wet op het Raadgevend referendum, dat stelt dat de regering wel mag instemmen met de binding aan een verdrag, zolang het maar een voorbehoud maakt op een mogelijk referendum, geïnterpreteerd en toegepast te worden nu het verdrag met Oekraïne getekend is voordat de wet op het raadgevend referendum van kracht werd?
23. Kunt u deze vragen een voor een, zorgvuldig en binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoorden?