Dat koninkrijk van u - komt daar nog wat van?
In de dagen dat Nasser, Sadat en Moebarak farao van Egypte waren (1952-2011), werd het getolereerd wanneer beroepsmoslims, media-types en stukjesschrijvers hardop droomden van een islamitische staat. Ook op de staatstelevisie stonden bevlogen verhalen over de zegeningen van zon staat dagelijks op het menu. Af en toe werd de opwinding te groot, dan greep de regering in, en verdween een populaire opwekkingsprediker van de ene op de andere dag van het scherm. Het probleem van het messiaanse verlangen naar een islamitische staat werd daarmee niet opgelost, kon waarschijnlijk ook niet opgelost worden maar het werd gemanaged. Zo nu en dan werd er een voorbeeld gesteld, en werd er een fundamentalistische leider opgepakt, beschuldigd van het een of ander, en geëxecuteerd door ophanging. Soms waren dat niet eens de echte leiders van de fundamentalistische actiegroepen, maar net iets te populaire predikanten waar de regering eigenlijk überhaupt wel van af wilde. Dictatoriale regimes hebben nu eenmaal graag het monopolie op populariteit. Het straatbeeld werd door dit kat-en-muis-spel beïnvloed: na bijvoorbeeld de arrestatie van een zekere Shukri Mustafa in 1977 verdwenen als bij toverklap de baarden uit het straatbeeld. De regering had de leden van de groep van Shukri gearresteerd en berecht, vooral om de echte fundos een realistische indruk te geven van wat hen boven het hoofd hing wanneer de regering daar zin in zou krijgen, niet zo zeer omdat de leden van die groep nu zelf zo gevaarlijk geweest waren. De echte haatbaarden telden vervolgens hun knopen, kochten een scheermes en keken in de spiegel.
De actiegroepen van de sharia-fundos waren in die jaren diep geïnfiltreerd door de Egyptische geheime dienst. Dat was mogelijk een vorm van werkverschaffing, maar het gaf ook de mogelijkheid om op elk gewenst moment een groep zo ver te krijgen dat overheidsingrijpen er in de ogen van de publieke opinie gerechtvaardigd uitzag. Je hoeft geen thriller-schrijver te zijn om te bedenken waartoe dit arrangement geleid heeft. De sharia-fundos uitten regelmatig de beschuldiging dat de overheid zelf schuldig was aan de daden waarop vervolgens de sharia-fundamentalisten afgerekend werden: die daden zouden gepleegd zijn door de provocateurs die in de actiegroepen geïnfiltreerd waren.
De rol van de beroepsmoslims in dit spel was dubbelzinnig. Enerzijds zijn beroepsmoslims nu eenmaal voorstander van invoering van de sharia, anderzijds hebben de meeste beroepsmoslims in Egypte een dienstverband met de overheid, wat een bescheiden maandsalaris oplevert. Koorddansen en touwtrekken zijn waarschijnlijk verplichte bijvakken in de opleiding tot beroepsmoslim. En dan zijn daar altijd ook nog de zegeningen van het recht tot taqiyya. Hoe het ook zij, de islamitische staat speelde in ieders gedachten een grote rol. Zon staat zoude er komen! Zon staat moest komen! Wanneer kwam die staat? Ook in het christendom speelt zulke spanning wel een rol, denk aan de dichtregel van volksschrijver Gerard Reve: Heer dat koninkrijk van u komt daar nog wat van?
Het militaire regime van de Faraos speelde het spel op twee fronten: politie en geheime diensten speelden diefje-met-verlos met de fundos. Er bestonden concentratiekampen voor verdachten van sharia-fundamentalisme. De juridische procedures die mensen in zon kamp of aan de galg brachten waren naar onze hoge normen soms wat nonchalant. Bovendien meende de regering de plicht te hebben voor elke sharia-fundamentalist ook een Marxist en een Kopt te moeten laten oppakken, in het kader van de zogeheten evenhandedness, gelijkhandigheid.
Het tweede front was ideologisch: er werden commissies opgericht ter codificatie van de sharia. De sharia is immers niet gecodificeerd, en een expert moet uit de handboeken gewaar worden wat de sharia voorschrijft. Dat proces van codificatie was ongewoon gecompliceerd, lieten de regering en de juristerij regelmatig weten, en zou nog jaren duren. Maar waar de sharia-fundamentalisten om vroegen was niet codificatie van de sharia, maar de invoering. Dat hoefde geen jaren te kosten, was de algemene opvatting, dat moest gewoon gebeuren. Steeds weer, in deze jaren, beloofde de regering dat die codificatie eraan kwam, en dat de voltooiing van dit mooie karwei nabij was gekomen. Achteraf is er weinig voor nodig om te begrijpen dat alle aandacht voor het wat?, hoe? en wanneer? van een islamitische staat onverstandig was. Bovendien zag het eruit alsof er volstrekte eenstemmigheid over bestond dat een islamitische staat heel mooi en wenselijk was; en volledig haalbaar, zij het nu nog even nét niet.
Ook in de islamitische wereld buiten Egypte zijn dergelijke spelletjes gespeeld, met vergelijkbare resultaten. Het geniale van de leiders van de huidige Islamitische Staat in Syrië en Irak is dat ze begrepen hebben dat het op deze voedingsbodem mogelijk was uit te roepen dat de islamitische staat niet alleen, zoals iedereen al dacht, wenselijk was hij was er al, en zij waren het.