Hans Jansen - De deelbaarheid van macht

Waar het om politieke macht ging, is het antieke christelijke Europa meestal van oordeel geweest dat macht beperkt, begrensd en deelbaar hoorde te zijn. Ook in de leer van de kerk werd het doorgaans zo voorgesteld, overeenkomstig een bekende uitspraak van Jezus: Geef de keizer wat des keizers is, en geef God wat God toekomt. Het tolereren van oppositie of het samenwerken met andere houders van macht is maar een paar kleine stappen verder op dit glibberige pad. Het moeten delen van macht leidt bovendien tot redeneren, overtuigen, overleggen, nadenken allemaal zaken die in sommige delen van de wereld in hoog aanzien staan.
In de loop van de middeleeuwen koos de islam een andere richting. De islamitische theorie is niet een noodzakelijk uitvloeisel uit een aantal verzen in de koran, maar wordt wel steevast aan een koranfragment opgehangen. Koran 5:44, einde van het vers, zegt in de interpretatie zoals die geformuleerd is door bijvoorbeeld de beroemde Syrische beroepsmoslim Ibn Taymiyya of de historicus en korancommentator Ibn Kathir (beiden rond 1300) dat een vorst die niet regeert volgens de sharia een doodzonde heeft begaan: hij is door af te wijken van de sharia afvallig geworden, en zal gedood moeten worden: Wie niet regeert volgens wat God heeft neergezonden, dat zijn de ongelovigen, zegt de koran. Een vorst die in overeenstemming met de regelingen van de sharia wil regeren kan geen compromissen sluiten want compromissen leiden ertoe dat zijn beleid van de zuivere sharia gaat afwijken. Zon afwijking levert op dat hij afvallig is geworden.
Desgewenst is het voor de vrienden en vriendinnen van de islam niet moeilijk koran 5:44 anders uit te leggen dan Ibn Taymiyya dat gedaan heeft, maar het gaat niet om de juiste uitleg (als die al bestaat), het gaat om de uitleg die de gemeenschap van de gelovigen als gemeenschap geeft aan een koranfragment als 5:44. De collectieve opvattingen van de beroepsmoslims zijn hier doorslaggevend, niet de overpeinzingen van de filologen in hun studeerkamers.
Wanneer er, in theorie, maar één soort juist beleid is (nl. dat van de sharia), en wanneer de macht die dat beleid uitvoert geen rekening hoeft te houden met andere machthebbers, dan is, ook weer alleen in theorie natuurlijk, integratie binnen één staat met gemeenschappen die niet volgens de sharia willen leven niet bepaald een voor de hand liggende mogelijkheid.