Hans Jansen - Gezin, soldaat, staat
Hoe oefent een godsdienst invloed uit? Door een manier van leven als vanzelfsprekend te presenteren. Het christendom is een gezinsgodsdienst, die het monogame duurzame gezin presenteert als iets dat vanzelfsprekend is. God is als een vader, er is ook een moeder, de geboorte van een Zoon staat centraal en wordt gevierd. Echtscheiding hoort er niet bij, abortus is taboe. Zon monogaam en duurzaam gezin is prettig voor de kinderen maar lastig voor de ouders wanneer de midlife-crisis zich aandient. Wanneer de vader afwezig of machteloos is, spreekt het beeld van God als goede vader niet langer aan. De wervende kracht van het christendom ondervindt daarvan schade. In een post-christelijke maatschappij wordt het gezin niet meer als zaligmakend of vanzelfsprekend beschouwd, want zowel de vader als de moeder zijn onderweg zoek geraakt, en de kracht zichzelf voort te planten of zelfs in stand te houden is daarmee verdwenen. De islam daarentegen biedt een script voor een vruchtbaar en stoer soldatenleven. Soldaten hebben recht op hun soldij. De overheid betaalt die, en schudt de onderdanen uit die geen soldaat zijn, om de soldij te kunnen uitkeren. Anders komt er gedonder.
Soldaten kunnen begeerlijke bezittingen vorderen wanneer ze dat in hun belang achten, en beslapen onbekommerd de dochters van degenen die aan hun macht zijn onderworpen. Soldaten leven volgens een bars krijgsreglement waar de straffen weinig gevarieerd zijn: elke afwijking van wat is voorgeschreven leidt tot een stevig pak slaag of de dood. De bevelen van de Oppersoldaat mogen dan mogelijk onbegrijpelijk zijn een bevel wordt niet voor niks gegeven, er steekt ongetwijfeld ondoorgrondelijke bovenmenselijke wijsheid achter. Op deserteren staat de doodstraf. Mannen in zon soldateske maatschappij zijn trots op hun macht om vrouwen te dwingen de bestaande orde, inclusief polygamie, in stand te houden. Dat lukt trouwens maar half.
Toch, ook na de twee goedgevulde kerstdagen, weet de moderne beterweter dat godsdiensten van geen belang zijn want God bestaat niet en godsdienst is leugen. Bestudering van godsdiensten, of nagaan waaruit de invloed van godsdienst op mens en maatschappij bestaat, is daarom tijdverspilling. Maar pas op. Zet zulke beterweters vijf minuten in een omgeving waar de sharia, al is het maar een beetje, serieus genomen wordt. Dan zal blijken dat ook moderne ongelovigen moeiteloos het religieuze codebericht kunnen lezen dat de islamitische vrouwenkleding uitzendt: Jij mag niets van mijn hoofddoek zeggen of denken, want ik heb recht op respect. Je bent wat mij betreft je leven alleen zeker wanneer je mijn voorbeeld volgt en je aan de sharia onderwerpt.
In het bijzonder voor het loket in het gemeentehuis of bij een kassa in de supermarkt is elke Nederlander verheugd dit klantvriendelijke bericht te mogen ontvangen. Vergroting van het zelfrespect van de draagster van de hoofddoek is de positieve kant van dit gedoe. De negatieve kant is de zelfverloochening van de ongelovige beterweter die niet eens durft te bekennen dat hij de vrome boodschap begrepen heeft en die zich gedwongen ziet te doen alsof hij zich niet ergert.
Ontkennen is zinloos: godsdienst heeft effect op het gedrag. Met theologie of het bestaan van God heeft dat weinig te maken. Wanneer politici en ambtenaren een factor, die zo veel invloed heeft op het gedrag en het dagelijks leven, op theoretische en ideologische gronden niet betrekken bij het maken van hun beleidsplannen, is dat irrationeel en gevaarlijk. Neem een van de meest bizarre bijeffecten van godsdienst: het grotere kindertal van de gelovigen. Geen aandacht aan besteden? Kom nou. Het is dat er af en toe gelovige kindertjes, eenmaal groot geworden, naar de donkere kant overlopen, anders stond het er slecht voor met het atheïsme.
De maatschappelijke effecten van godsdienst horen door beleidsmakers meegewogen te worden bij het zware maar goedbetaalde werk dat ze doen. Héél raar, maar er zijn maar weinig mensen die het idee hebben dat dat ook serieus gebeurt. Moderne beleidsmakers beschouwen godsdienst immers als apekool. Dat godsdienst ten goede of ten kwade invloed uitoefent, wordt op zijn best als een filosofisch verdedigbaar standpunt gezien. In kringen van beleidsmakers betekent filosofisch overigens niet wat het aan de universiteit betekent. In de ogen van de mannen en vrouwen die onze wereld denken te kunnen maken en breken, betekent filosofisch: van geen enkel daadwerkelijk belang, ongeveer hetzelfde als apekool.
De twee godsdiensten waarvan iedereen het meeste weet, beïnvloeden het collectieve en individuele gedrag van hun aanhangers, en zelfs van hun vroegere aanhangers, en dat soms nog generaties lang. En daarvan zou de politiek alleen maar mogen denken: Ach, godsdienst, dat is nu eenmaal bla-bla-bla en apekool? Islam en christendom enerzijds, en de staat anderzijds, moeten gescheiden blijven, maar ze moeten tegelijkertijd elkaar met argusogen in de gaten houden.