EBRU UMAR - Zelfkant van Nederland
Armoede zoals ik m nog nooit gezien had: een uitgewoonde puinbak met kamers zonder vloerbekleding, geen verf of behang op de muren, een TL-buis als verlichting en het enige meubelstuk een bank die al jaren geleden bij het grof vuil gezet had moeten worden. Daaromheen twee vrouwen en ontelbare kinderen die me aanstaarden als ware ik de verlosser herself. Niet, dus. Of de vrouw die me hoopvol aankeek toen haar man mij, zittend aan haar keukentafel vertelde dat zijn vrouw uiteraard niet zonder hem de deur uit mocht. En dat als ze Nederlands wilde leren, ze dat maar uit een boekje moest doen. Of hij niet zelf even Frans uit een boekje kon leren, vroeg ik hem. Of een andere taal. Ik ben nog een paar keer bij haar langs geweest in een poging haar drie woorden Nederlands bij te brengen, maar het verlosserschap is een zware taak. Ik word er depri van, het zit niet in mijn genenpakket. Wat ook bleek toen ik bij die andere vrouw thuis kwam, die door haar man in een woning ergens achter het Rotterdamse CS werd opgesloten. Ze was hoogopgeleid, arts, advocaat, iets in die trant. In Turkije had ze gewerkt, haar eigen geld verdiend. En de man met wie ze mee getrouwd was, die haar naar Nederland gelokt had, had haar voorgelogen. En zijn familie ook. Sinds ze in hier was, mocht ze de deur niet uit. Ze werd thuis opgesloten. Waarom? Daarom. Mijn grootste fout is dat ik in de praatjes van deze man getrapt ben. Help me. Alsjeblieft.
De zelfkant van de Nederlandse samenleving bestaat uit meer dan mensen die nog nooit van Mahler hebben gehoord. Uit meer dan mensen die nog nooit een boekhandel met pinfaciliteiten zijn binnengestapt. De zelfkant van de Nederlandse samenleving is er een waar wij niet mee geconfronteerd willen worden tenzij er geld tegenover staat. En dat stond er in mijn geval. 150 gulden kreeg ik, als student, per ingevulde vragenlijst die ik in persona moest afnemen bij Turkse migrantengezinnen. Het project was opgezet door de Rotterdamse Sociale Dienst; snel verdiend hoor. De downside was dat ik me opeens ver uit mijn comfort zone in Rotterdam Zuid en andere aggenebbisbuurten bevond. De armoe waar mensen als Yvonne Kroonenberg en die juffrouw van de Nieuwe Boekhandel in Amsterdam op latere leeftijd mee geconfronteerd worden, waar ze zich over verbazen en waar ze zich tegenover ons soort mensen in ons soort termen over uitlaten om vervolgens met de grond gelijk gemaakt te worden want dat soort dingen mag je vooral niet buiten je eigen vier muren op die manier zeggen, is nog veel erger dan dat deze dames met elitair elan beschrijven.
Tot op de dag van vandaag vraag ik me af wat er van die opgesloten mevrouw achter Rotterdam CS is terecht gekomen. Ik was te jong, te bang en teveel onder de indruk van de slechtheid van die mannen om er iets tegen te kunnen doen. Maar bovenal was ik in de war over wat er mogelijk bleek in Nederland: mishandeling van mensen door mensen die daar de kans toe krijgen, gefaciliteerd door de Nederlandse overheid. Ik zou willen dat ons soort mensen hun verbazing volhoudt over de zelfkant van de samenleving in plaats van te roepen verkeerd geciteerd te zijn of sorry te zeggen. Leven zonder Mahler of boeken is nog tot daar aan toe. Leven zonder taal of vrijheid is pure mishandeling.