
2011 was het jaar van de glorieuze opkomst der PVV. Maar daar bleef het ook bij. Het politieke experiment dat PVV heet, is voorbij. Het politieke supertalent dat nooit verder kwam dan dat: hoge verwachtingen. Het grote strijdpunt van weleer, de islamisering van Nederland, daar hoor je Wilders nauwelijks nog over. Op een
slachtofferboekje na, wat Geert vernoemd heeft naar een
Steven Seagal film. Nee, Wilders is te druk bezig om het gedoogkeffertje uit te hangen als Rutte impopulaire maatregelen voorstelt. Puur stemmingmakerij voor de stemmenmakerij, niks principes. Stoer brullen op
Twitter over vallende kabinetten, maar puntje bij paaltje braaf de hielen likken in de achterkamertjes van Den Haag. Met dertig zetels in de
oppositie gaan zitten, zeker. Nee, dat
kabinet valt niet. De PVV maakt simpelweg haar eigen naam en faam niet waar. Kijk maar.
Partij: de PVV was vanaf het begin af aan al geen partij. Een eenmansfractie met een hekgolf vol machtsbeluste
gompen, dat is de PVV. Waarbij iedereen klemvast zit in het keurslijf van Grote Geert, zonder inspraak. Vraag maar aan Hero Democratieman. Als je braaf bent doet Geert je boodschappen en als je anders denkt
rot je maar op.
Voor: Voor? Waar voor? Waar is de PVV dan voor? De PVV is vooral tegen. Tegen alles. Tegen islamo's. Tegen ontwikkelingshulp. Tegen milieu. Tegen pogingen tot vrijheid in Arabië. Tegen
kinderen. Tegen niet-Nederlandse muziek op de radio. O ja, en tegen
Vrijheid: vrijheid voor respectloos racistisch
schoftengedrag jegens andermans doden, wellicht. Maar daar houdt het op. De enige keer dat de PVV echt kon opkomen voor onze vrijheid, stemden ze
voor een totalitair regime op internet. Kortom, de PVV is de naam PVV niet waard. Die superpeilingen van nu zijn een fictieve bubbel die bij de volgende verkiezingen wel eens keihard kan barsten. Nieuwe strategie implementeren en al die knuppels uit je partij zetten, Geert. Inclusief die provinciale
koekenbakkers. Of doodbloeden. Meer keus is er niet.