Het verstilde idealisme van de EU
Nu de nationale banken en de ECB nieuw geld in de wereldeconomie hebben gepompt en de koersen daar juichend op gereageerd hebben, zullen de baasjes van de Europese Unie zich extra gesterkt voelen in hun wens om de macht van Brussel uit te breiden. Want waarom zou je een land willen besturen als je ook gewoon een heel continent aan je wil kunt onderwerpen, en waarom zou je in een tijd van individualisering en steeds sterker wordende (culturele) identiteitsbevestiging je oude idealen van maakbaarheid, gelijkstemming en eenheid laten varen? Terwijl lokale dialecten, mores en gebruiken in de laatste jaren steeds meer een reden voor trots in plaats van schaamte zijn geworden en de global village alleen maar dorpser is geworden, wenden de Europese politici de grootste reële Westerse crisis sinds 1945 aan om hun Orwelliaanse superstaat door de strot van de burger te rammen - internationale crises zijn immers perfecte hervormingsgelegenheden. Gewoon inhaken op angst, zorgen en verwarring. In recordtempo bovendien, zonder de Europeanen aanpassingstijd te gunnen. Gleichschaltung muss sein. De crisis is amper (tijdelijk?) afgeremd of de 28e lidstaat - een recent oorlogsgebied met labiel bestuur - wordt aan boord gehengeld. In hun onstuitbare verlangen naar machtsverruiming struikelt de Europese Unie vooruit, zonder fouten uit het verleden weg te poetsen.
De euro was een haastproject waarin meer afspraken zijn geschonden en financiële voorwaarden zijn genegeerd dan Goldmann Sachs ooit voor elkaar kan krijgen, maar de totstandkoming van de munt was dan ook vooral het gewenste resultaat van een ideaal van wereldvrede, saamhorigheid & gelijkheid. Daarna volgden pas de economisch argumenten. En dan mag het. Diezelfde euro die de EU bijna tot val brengt, is nu het ironische aangrijpingspunt om de EU nóg groter te maken. Maar hoe harder de EU door dendert, hoe meer eigen afspraken het schendt en hoe opzichtiger het de burger negeert, des te verweesder Europa raakt van haar bestuur, waardoor de democratische processen in Brussel enkel nóg onzichtbaarder worden. Eén margemaoïst uit een klein lidstaatje als Nederland gaat daar geen verandering in brengen - het is slechts typerend voor het politieke beleid van de EU en haar lidstaten dat juist een partij uit een relatief extreme politieke hoek met een rationeel voorstel tot meer democratisering van de EU komt. Emile Roemer, die als een stereotype Obelix een klein dorpje probeert te beschermen tegen de overrompeling van een ongrijpbare kracht waarvan de leiders niet bang zijn om vuile handen te maken om te krijgen wat ze willen: meer macht, voor nog meer maakbare idealen en voorgekauwde, twintigste-eeuwse joods-christelijke moraal. En niemand in Brussel die wil luisteren - het Grote Belang is niet gediend bij de wensen van het volk.
Maar hoe groter de Europese bevolking wordt, hoe minder politieke ruimte er is voor het individu - en hoe meer soevereiniteit al die ontelbare kleine Europese dorpjes met hun gebruiken, gewoonten en dialecten heimelijk voor zichzelf verlangen. De twee grootste littekens van de Tweede Wereldoorlog willen echter maar niet genezen, en zijn sturend voor de koers van de EU. Ten eerste de onstuitbare, haast ziekelijke dwang om de boel bij elkaar te houden en gelijk te schakelen - desnoods tot alles implodeert. Ten tweede de menselijke onwil om zelfkritisch naar fouten uit het verleden te kijken. De EU is daarmee als de Titanic. Grotesk en overmoedig, doch log en zeker niet onzinkbaar. Maar ook als het Cruiseschip Europa zinkende blijkt, zal het internationale ensemble van eurofielen tot de laatste man doorspelen, vastgeroest in hun klassieke riedeltjes vol gedroomde samenzang. Voor de rest is het dan rennen richting de reddingssloepen.