Uw Stijlloze Columnist: Ronald Giphart
Wij heersen. U wist het al. En steeds meer mensen komen er nu ook achter. Op onze lange mars naar wereldheerschappij sluiten zich dan ook de vreemdste figuren aan. Eerder deze week mochten wij de Bekendste Werkeloze van 0031 al op onze burelen begroeten. Ook hing ene Ronald Giphart aan de lijn. Meneer is succesvol schrijvert, zei hij. En of hij iets voor ons mocht doen. Iets lezenswaardigs. Een verhaal of een column voor in het weekendkatern wellicht. "Maar Ronald," sputterden wij nog tegen. "Jij schrijft boeken. Van die papieren dingen voor oude vrouwen met brillen. Literatuuuuuur. Heb je geen geyle feauteaux van dat akkefietje met die Neo-Portugese Bouquetreeks-MILF? Hugo Borst mocht 'r al stuktrekken, dus dan jij helemaal. Zonder gekheid Gipmans. Het monosyllabische deel van onze reaguurders maakt je helemaal af. Iets met meer dan drie alinea's trekken ze niet. Ze weten nauwelijks wat een alinea is." Maar Giph liet onze adviezen van zich afglijden. Als water van een eend. "Als je eenmaal door Trouw en de Volkskrant gerecenseerd bent, doet niets meer pijn. Kom maarrr."
Welnu, Lezors. Gaat u er voor zitten. GeenStijl presenteert... onze Huismulisch. Succesauteur Rrrronald Gipharrrt...
Een nacht in Zulte Het was een donkere nacht in het Vlaamse onooglijke gehuchtje Machelen-aan-de-Leie, in de al even onooglijke gemeente met de hilarische naam Zulte. Goeie naam, Zulte, schrijf het op in een roman en ze denken dat je het hebt verzonnen. Ik parkeerde mijn auto in een mistige achterafsteeg, om rustig, maar met zwaar gemoed, doch weldegelijk op mijn qui-vive naar de Zultense Dorpsstraat te wandelen. Waarom doe ik dit, dacht ik, en een stem in mijn hoofd gaf het antwoord: Het enige wat ik van je vraag is gehoorzaamheid en onderwerping.
Er waren geen voorbijgangers, niemand zag hoe ik naar het kleine vooroorlogse kerkje sloop. De aanpalende rouwaula leek van veraf meer een kantine dan een plaats waar men afscheid kon nemen van geliefden en familieleden. Ik hoorde een uil, in de verte sloeg een koord ritmisch tegen een vlaggenmast. Het was een kleine moeite om het slot van het gebouwtje te forceren: een beetje zeeverkenner had hier met een oud stukje dropveter en een veiligheidsspeld zo kunnen inbreken.
In de gang rook het naar kamfer en chloor, een geur die te verwachten viel bij een plek als deze. Doe ik er goed aan, dacht ik, en weer kreeg ik prompt antwoord: Zoek mij, zoals ik U zoek. In een voorportaal hield ik halt om te luisteren of er in de parochie niemand wakker was geworden. Toen ik hiervan verzekerd was opende ik voorzichtig de deur van rouwzaal. Een vaal sterrenlicht viel door de ruiten naar binnen. Niks geen kathedraal, niks geen ornamenten of religieuze versiersels, slechts wat stoelen, een simpel katheder en een baar.
En op die baar. Daar lag Hij. Het was donker, maar Hij was het ontegenzeggelijk. Zijn oudemannengezicht, Zijn afgeleefde soldatenlichaam: daar rustte de Etruskische Prins, de Veldmaarschalk, de Wijze Raadgever, de Eeuwige Ouder, de Redder der Verloren Generaties. Ik liep naar Hem, ik was een nederige paladijn, een lieve, doch overspelige lijfeigene, en ik kwam hier om Hem de laatste eer te bewijzen.
Lijdzaam ging ik bij Hem staan. Heel zachtjes hoorde ik het motortje van de koelinstallatie in het matras waarop Zijn aardse overblijfsel rustte. Hij lag er kalm bij, alle twijfel en wanhoop was uit Zijn lichaam verdwenen. Uit de zak van mijn jas haalde ik een klein, uit pygmeeënleer gesneden en gevlochten zweepje.
Je bent ondeugend geweest, zei ik, fluisterend maar helder als een jongenssopraan, waarna ik Hem liefdevol onderwierp aan een voorzichtige geseling, door mijn hoerige werktuig een aantal keer op Zijn bovenbenen te laten nederdalen.
Het was opvallend hoe makkelijk Zijn lichaam meegaf. Is dit echt de juiste weg, vroeg ik mij ten derde male af, waarop de stem in mij zei: Niet mijn, Uw wil geschied. En het moment daarop ontknoopte ik Zijn broek en draaide Hem op zijn rug. Gehoorzaamheid en onderwerping, dat was waar Hij om had gevraagd.
Zal ik zeggen wat ik ga doen? zei ik, hardop en zonder me nog te bekommeren om het personeel van de kerk of wie ons hier zou kunnen storen. Het wordt tijd dat ik je eens Echt Wreed Ga Folteren. Je hebt Eeuwige Straf verdiend, een Meedogenloze Afranseling in het Aanschijn des Heeren.
In een vloeiende beweging wist ik zowel Zijn Geheime Bruingeaderde Opening van Zijn Tengere Oudemannen-lichaam te ontbloten als mijn eigen Grote Vriend, die alras in een gretige staat van spanning geraakte. Pak aan! riep ik, toen ik toeschoot met mijn donkerblonde verkrachtersdolk, uit eerbied voor de Maagd en de waarachtig levende God op aarde.
Plotseling misbaar, gedonder, een lichtflits. Twee door tl-licht omfloerste schimmen stonden in de deuropening van rouwaula. Wat is nondedju hier aan de hand? hoorde ik een stem bulderen in onvervalst Vlaams. Een pastor en een kapelaan liepen dreigend op mij af.
Wat doet ge hier? schreeuwde de pastor, en nog dreigender voegde hij eraan toe: Dit is stijlloos! Ik knikte gedwee en maakte me op om Zijn Kleine Mannenzadel van mijn goddelijke aanwezigheid te bevrijden, toen ik zag dat de kapelaan een mobiele telefoon in zijn hand had. Aanvankelijk dacht ik dat hij de Zultse veldwacht belde, maar toen ik beter keek begreep ik dat hij mij filmde in mijn onzalige positie, waarschijnlijk ten behoeve van een of andere shockerende webzijde. Het is gezien, schoot er door me heen, het zal niet onopgemerkt blijven. Ronald Giphart