De Boze Blanke Man - De Tot Boze Blanke Man Gemaakte als zondebok
De Boze Blanke Man en de Ondergang van Nederland, deel 3 (doet tevens dienst als Stamcafé, reaguurders)
Tot Boze Blanke Man Gemaakte, schreef Nuuk onder mijn vorige feuilleton. Een prachtige vondst die mijn stelling bevestigt dat de Boze Blanke Man een banaal sociaal construct is, klinkklare lariekoek verzonnen door fopwetenschappers als professor Wekker en uitgemolken door de bejaarde socialite Sunny Bergman. De woke wappies hadden een zondebok nodig en aangezien het concept van Der Ewige Jude sinds de oorlog niet meer bon ton is (behalve dan in Bij1-kringen) moest het dan maar de hardwerkende, belastingbetalende blanke man worden, de lieve papa die op zondag de rollade aansnijdt.
Wie is toch die man die elke zondag het vlees komt snijden? was een bekende slogan uit de overheidscampagne van Sire over de man die te weinig thuis is. Wat een onroerende beelden! Ach, vroeger was alles beter. Volgens sommigen werd de pakkende slogan bedacht door Godfried Bomans, maar de zin komt niet voor in zijn vele geschriften. Anderen noemen het een citaat van Joseph Luns, minister van Buitenlandse Zaken in de periode 1956-1971. Tijdens een interview met het Vrije Volk, waarbij hem gevraagd werd hoe zijn gezin destijds reageerde op zijn voortdurende afwezigheid, antwoordde hij: “Och, de kinderen vragen weleens: ‘Moeder, wie is toch die bleke heer die hier op zondag het vlees komt snijden?"
Mijn papa kon zelfs nog geen water koken maar was de liefste man van de wereld. Hij was nooit boos, eerder een beetje tragisch omdat hij zijn hele leven zwaar onder de plak van mama zat. Pa was een intellectueel die stripboeken van Tom Poes en Olivier B. Bommel las op de plee, onderwijl een sigaar rokend. Eindelijk even verlost van het getetter van zijn bazige vrouw. Hij haatte sport en en als ik op zaterdag bij de pupillen van DTS'35 moest voetballen, stond hij niet heel boos langs de lijn te brullen maar was hij aan het schaken bij een vriend. Zelfs tijdens de zomervakanties in Zoutelande droeg pa een driedelig kostuum. Heel soms stroopte hij met tegenzin zijn broekspijpen op en liep hij een stukje met mij door de branding. Dan monkelde hij plotseling, met die eeuwige sigaar in zijn mond: "Kijk Tuurtje, dat zijn cumuluswolken, morgen regen, we treffen het maar weer met het weer." Zijn passie was het weerstation in de tuin, niet meer dan een buis om regenwater in op te vangen en wat knullige metertjes. Ik zie hem nog zeiknat de keuken in komen en triomfantelijk bevestigen wat wij even daarvoor al op de radio hadden gehoord via het KNMI: het regent. "Vader, trek die vieze schoenen uit; ik heb net de boel gedweild", zuchtte ma, die gruwde van kletskoek over het weer.
De broer van mijn pa was wel altijd boos. Een gluiperige, miezerige gemeenteambtenaar die op zondag bij ons langskwam en dan twee uur lang zat te kankeren over van alles en nog wat, bij voorkeur op Joop den Uyl en de Russen. Zijn enige informatiebron was G.B.J. Hiltermann. Maar zijn held Hiltermann was nooit boos, hoogstens ironisch. Die nazi-oom was de eerste klassieke boze blanke man in mijn leven.