\

Jongens waren we. En we zaten niet op een kinderopvang met een klimrek. Als we niet in een boom zaten dan zaten we op het water. We bliezen een rubberboot half op en maakten die met een lang touw vast aan de speedboot van Sjoerd. Als je dan op volle snelheid in de punt van die rubberboot ging zitten had je een onderzeerubberboot. Trok je de punt van de slappe rubberboot weer omhoog vloog je vijf meter de lucht in. De boomhut van Wiebe staken we in de fik, met kerosine van Douwe, wiens vader op de vliegbasis werkte. Wiebe kon er net op tijd uitspringen. Zijn schouder duwden we weer in de kom en gingen ranja halen. Op woensdagmiddag kluitengevecht met de christelijken-misselijken, en als de kluiten op waren bestookten we hunnie met blaaspijpen van elektra-buis. Voor de pijlen waren Neckermann-reisgidsen het beste, helemaal als je de punt insmeerde met Bison-kit. We spraken af niet op elkaars ogen te mikken. Toen kwam de mooie Anna in het dorp wonen. Haar moeder kreeg 5000 gulden om te verhuizen van Den Haag naar Friesland. Wie het verst met zijn fiets van de brug kon springen, mocht met Anna. Taeke won, en toen-ie terugkwam uit het ziekenhuis schreven we allemaal onze naam op zijn gipsbeen. Pies. Poep. Kont. Lul.