Douglas Murray - De zelfgekozen dood van Europa
Aan de vooravond van Dodenherdenking en Bevrijdingsdag ligt het Avondland er somber bij. Het politieke bestuur wordt breed gewantrouwd, de media publiceren meer moraal dan feiten en het culturele zelfvertrouwen is geërodeerd in de modderstroom van misplaatste schuldgevoelens en regressieve tolerantie. Wat is er nog over van het Europa van de Reformatie en de Verlichting, sinds wanneer is culturele trots een smerig woord geworden, en hoe heeft onze diepgewortelde Europese ethiek zo kunnen vervlakken tot banaal deugen uit naam van Nie Wieder? Douglas Murray schreef er een boek over, en hieronder hebben wij een artikel van zijn hand over dat onderwerp vertaald. Waarschuwing: je wordt er niet vrolijk van. Vooral omdat je weet dat het allemaal wáár is.
DOUGLAS MURRAY - EUROPA TEKENT EIGEN DOODSVONNIS
Europa is zelfmoord aan het plegen. Of althans, haar leiders hebben besloten om zelfmoord te plegen. Of de Europese volkeren er voor kiezen om hierin mee te gaan is, vanzelfsprekend, een hele andere kwestie. En als ik zeg dat Europa bezig is aan haar eigen zelfmoord, dan bedoel ik niet dat de last van de regeldruk vanuit de Europese Commissie ons te veel aan het worden is, of dat het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens tekort geschoten is in haar tegemoetkoming aan de eisen van bepaalde gemeenschappen.
Ik bedoel dat de beschaving die we kennen als Europa bezig is met het plegen van zelfmoord en dat het Verenigd Koninkrijk noch enig ander West-Europees land dat noodlot kan afwenden, want we lijken allemaal te lijden aan dezelfde symptomen en kwalen.
Als gevolg hiervan zal Europa, aan het einde van het leven van de meeste mensen die momenteel leven, niet langer Europa zijn - en de Europese volkeren zullen de enige plek op aarde die we ons thuis moesten noemen, kwijtgeraakt zijn.
Europa heeft vandaag de dag weinig verlangen om zichzelf voort te planten, om voor zichzelf te vechten, of zelfs maar om haar eigen kant te kiezen in een discussie. De Europese machthebbers lijken ervan overtuigd dat het niets uit zou maken als de volkeren en de cultuur van Europa verloren zouden gaan voor de wereld.
Er is niet één enkele oorzaak voor deze ziekte. De cultuur die geschapen werd door de schatplichtigen aan de Joods-Christelijke cultuur, de oude Grieken en de Romeinen, en de ontdekkingen uit de Verlichting, is niet gevloerd door niets. Maar de slotact wordt gedirigeerd door twee parallelle sequenties - twee sets van aaneengeschakelde gebeurtenissen - waarvan we onmogelijk nog kunnen herstellen.
De eerste sequentie is de massamigratie van volkeren naar Europa. In alle West-Europese landen begon dit proces vanwege arbeidstekorten na de Tweede Wereldoorlog, maar al vlug raakte het continent verslingerd aan migratie en kon het de stroom niet meer stuiten - zelfs als het dat gewild had.
Het gevolg was dat wat eens Europa was, het thuis van de Europese volkeren, langzaam veranderde in een huis voor de hele wereld. De plekken die eens Europa waren, verwerden langzaam tot ergens anders.
De hele tijd vonden Europeanen manieren om te doen alsof deze instroom kon werken. Door net te doen, bijvoorbeeld, of zulke migratie heel normaal was. Of dat, wanneer integratie zich niet voltrok bij migranten van een eerste generatie, dit zich later bij hun kinderen, kleinkinderen of een volgende generatie wel zou herstellen. Of dat het zelfs helemaal niet uitmaakte of deze mensen integreerden of niet.
De hele tijd werd de grootste waarschijnlijkheid weggewuifd: dat het gewoon niet zou gaan werken. Dit is een conclusie die door de migratiecrisis van recente jaren simpelweg is versneld.
Dat brengt me op de tweede sequentie. Want zelfs de massale beweging richting Europa van miljoenen mensen zou niet het slotakkoord voor het continent kunnen inleiden, ware het niet voor het feit dat (toevalligerwijs of anderszins) Europa op hetzelfde moment haar vertrouwen verloor in haar eigen overtuigingen, tradities en legitimiteit.
Europa, meer nog dan welk ander continent of andere cultuur in de wereld vandaag, wordt zwaar omlaag gezogen door schuldgevoelens over haar eigen verleden. Parallel aan deze openlijke belijdenis van zelf-wantrouwen loopt een meer introverte versie van dezelfde schuld. Want er is ook het probleem van een Europa dat een existentiële vermoeidheid beleeft, en een gevoel dat het verhaal van Europa misschien voorbij is - en een nieuw narratief de ruimte moet krijgen om van start te gaan.
Massa-immigratie - de vervanging van grote delen van de Europese bevolking door andere volkeren - is een manier waarop dit nieuwe narratief kan worden verbeeld: een verandering, zo leken we te denken, was net zo goed als rust. Zo'n existentiële beschavings-vermoeidheid is geen uniek, modern Europees fenomeen, maar het feit dat een samenleving het gevoel beleeft dat het haar laatste slagen maakt op precies het moment dat een nieuwe samenleving op komt stomen, kan niet anders dan leiden tot enorme en epochale veranderingen.
Als het mogelijk was geweest om over deze zaken openlijk te debatteren, dan waren er wellicht oplossingen mogelijk geweest. Terugkijkend is het merkwaardig hoe beperkt we onze discussie maakten, zelfs terwijl we ons thuis openden voor de wereld.
Duizend jaar geleden waren de volkeren van Genua en Florence niet zo vermengd als nu, maar vandaag de dag zijn zij allen herkenbaar Italiaans en zijn tribale verschillen in de regel verkleind, en niet vergroot met het verstrijken van de tijd.
Het huidige denken lijkt er op gericht dat op enig moment in de toekomst de volkeren van Eritrea en Afghanistan ook zullen zijn vermengd binnen Europa, zoals de Genuezen en de Florentijnen nu versmolten zijn met Italië. De huidskleur van individuen uit Eritrea en Afghanistan mag dan verschillen, hun etnische afkomst verder te velde zijn, maar Europa zal nog altijd Europa zijn en haar volkeren zullen blijven vermengen in de geest van Voltaire en Sint Paulus, Dante, Goethe en Bach.
Zoals met zoveel populaire zinsbegoochelingen, zit hier een kern van waarheid in. De aard van Europa heeft altijd geschoven en is altijd, zoals de histories van handelssteden als Venetië ons tonen, gekenmerkt door een grote en ongekende ontvankelijkheid voor buitenlandse ideeën en invloeden. Sinds de oude Grieken en Romeinen voorwaarts, zonden de volkeren van Europa hun schepen uit om de wereld te doorkruisen en thuis verslag uit te brengen van wat zij elders aantroffen. Zelden, indien überhaupt, toonde de rest van de wereld zich wederkerig in deze nieuwsgierigheid, maar desalniettemin vertrokken de vele schepen om terug te keren met verhalen en ontdekkingen die zich roemden in de atmosfeer van Europa. De ontvankelijkheid was ontzaglijk, echter, zij was niet onbegrensd.
De vraag waar de grenzen van de cultuur liggen is eindeloos bediscussieerd door antropologen en kan niet worden beantwoord. Maar er waren grenzen. Europa was nooit, bijvoorbeeld, een islamitisch continent. Het besef dat onze cultuur constant en subtiel verandert, is echter diepgeworteld. We weten dat de moderne Grieken niet hetzelfde volk zijn als de Oude Grieken. We weten dat de Engelsen van vandaag niet dezelfden zijn als een millennium geleden, noch zijn deze Fransen de Fransen van weleer. En toch zijn ze herkenbaar Grieks, Engels en Frans - en allen zijn Europeaan.
In deze en andere identiteiten herkennen we gradaties van culturele opvolging: een traditie die in stand blijft, met behoud van bepaalde (positieve en negatieve) kwaliteiten, gebruiken en gedragingen. We herkennen dat de grootse bewegingen van de Noormannen, de Franken en de Galliërs voor grote veranderingen hebben gezorgd. En we weten uit de geschiedenis dat sommige bewegingen een cultuur slechts relatief weinig beïnvloeden over lange tijd, waar andere onomkeerbaar kunnen veranderen.
Het probleem ontstaat niet door acceptatie van verandering, maar door het besef dat als verandering te snel gaat, of het verschil te groot is, dat we veranderen in iets anders - inclusief iets wat we misschien wel nooit wilden zijn.
Tegelijkertijd zijn we in verwarring over hoe dit zou moeten werken. Er is overeenstemming over de mogelijkheid dat individuen, ongeacht huidskleur, een bepaalde cultuur kunnen absorberen als daar maar voldoende enthousiasme voor bestaat bij zowel het individu als de cultuur. Maar we weten ook dat Europeanen niet zomaar alles kunnen worden wat we zouden willen zijn. We kunnen geen Indiaan of Chinees worden, bijvoorbeeld. En toch worden we verondersteld te geloven dat iedereen ter wereld naar Europa kan verhuizen en Europeaan kan worden.
Als "Europeaan zijn" derhalve niet over ras gaat, dan is het nog noodzakelijker om te zien dat het Europees zijn over Europese waarden gaat. Dit is waarom de vraag "Wat zijn Europese waarden?" zo belangrijk is. Dit is echter een discussie waar we volledig verward over zijn.
Zijn we, bijvoorbeeld, Christelijk? In de jaren '00 van deze eeuw kwam dat debat los rond de ruzie over de bewoordingen waarin de nieuwe EU Grondwet werd geschreven, en de afwezigheid daarbij van enige vermelding over het Christelijke erfgoed van het continent. Het debat verdeelde Europa niet alleen geografisch en politiek, het woelde ook een sterke hunkering naar boven.
Religie had zich namelijk niet enkel teruggetrokken in West-Europa, in het vacuüm van die ontkerkelijking was een verlangen ontstaan om aan te tonen dat het Europa van de 21e eeuw een zelfvoorzienende structuur van rechten, wetten en instituties kent dat kon bestaan zonder de bron die deze structuur al dan niet het leven had geschonken.
In de plaats van religie ontwikkelde zich het immer zwellende taalgebruik van de "mensenrechten" (op zichzelf een concept van Christelijke origine). We lieten daarbij het antwoord boven de markt hangen van de vraag of onze verworven rechten al dan niet het gevolg waren van verloren overtuigingen die het continent er ooit op nahield, of dat deze rechten ontstaan waren op hun eigen kracht en vanuit hun eigen inzicht. Dit was, op zijn zachtst gezegd, een gigantisch vraagstuk dat onbeantwoord bleef liggen terwijl tegelijkertijd van grote, nieuwe gearriveerde populaties in Europa verwacht werd dat zij zouden "integreren".
Een vraag van vergelijkbare significantie werd opgeworpen op dat moment rondom de positie en het nut van de natiestaat. Van de Vrede van Westfalen in 1648 tot in de late 20e eeuw werd de natiestaat beschouwd als niet alleen de beste borg voor constitutionele orde en liberale rechten, maar als de ultieme waarborg voor vrede.
Maar ook deze zekerheid erodeerde. Europese leiders zoals de Duitse Bondskanselier Helmut Kohl benadrukte in 1996 dat "de natiestaat [...] de grote problemen van de 21e eeuw niet op kan lossen." Afbouw van de Europese natiestaten tot één geïntegreerde politieke unie was zo belangrijk, zo drong Kohl aan, dat het feitelijk "een vraag van oorlog en vrede in de 21e eeuw is."
Anderen waren het daar mee oneens, en twintig jaar later heeft net iets meer dan de helft van de Britten die stemden in het EU-referendum aangetoond dat zij niet overtuigd zijn door de mening van Kohl. Maar, nogmaals, ongeacht hoe iemands standpunt hierover luidt, het was een gigantisch vraagstuk dat onbeantwoord bleef liggen in een tijd van grote populatieveranderingen.
Terwijl we thuis enorm onzeker waren over onszelf, deden we uiterste pogingen om onze waarden naar het buitenland te verlengen. Echter, telkenmale wanneer onze regeringen en legers betrokken raakten bij kwesties die uit naam van deze "mensenrechten" uitgevoerd werden, zoals in Irak in 2003 of Libië in 2011, maakten we de zaken alleen maar erger en eindigden we aan de verkeerde kant van het verhaal. Toen de Syrische burgeroorlog begon, schreeuwden mensen bij Westerse naties om interventie, uit naam van de mensenrechten die ongetwijfeld werden geschonden. Maar niemand had trek in de bescherming hiervan. Want ongeacht ons vertrouwen in deze rechten in eigen huis, hebben we duidelijk het geloof verloren in de mogelijkheden om ze in het buitenland te kunnen bevorderen.
Op een bepaald moment begon het te dagen: wat "het laatste utopia" genoemd werd (namelijk: het eerste universele systeem dat de rechten van de mensen scheidde van de wil van de goden of tirannen), omvat misschien wel juist het laatste gefaalde Europese streven. Als dat inderdaad het geval is, dan laat het de Europeanen in de 21e eeuw achter zonder enig verbindend idee over hoe het heden geordend kan worden, of de toekomst benaderd.
Europa heeft vandaag de dag weinig verlangen om zichzelf voort te planten, om voor zichzelf te vechten, of zelfs maar om haar eigen kant te kiezen in een discussie. Op elk gegeven moment zou het verlies van verbindende verhalen over ons verleden, of ideeën over wat te doen met het heden of de toekomst al leiden tot een serieus raadsel. En juist nu, in een tijdperk van monumentale sociale veranderingen en omwentelingen, lijken de uitkomsten van dat raadsel zich in fatale richting te ontwikkelen. De wereld stroomt Europa binnen, exact op het moment waarop Europa geen idee meer heeft wie of wat het is. Misschien zou de volksverhuizing van miljoenen mensen van andere culture herkomst kunnen werken wanneer zij terecht komen in een sterke, assertieve cultuur. Bij de massale beweging van miljoenen migranten naar een schuldige, vermoeide en stervende cultuur werkt dat niet.
Zelfs nu nog spreken Europese leiders van een versterkte inzet op het integreren van miljoenen nieuwkomers. Deze pogingen zullen wederom falen. Als Europa het huis van de wereld wil worden, dan moet het op zoek naar een definitie van zichzelf die breed genoeg is om de hele wereld te omvatten. Praktisch gezien kan dat alleen maar leiden tot een situatie waarin onze waarden zo breed moeten worden opgerekt, dat ze oppervlakkig en daarmee betekenisloos worden - en vlak daarna zal het Europese integratie-streven sterven.
Waar de Europese identiteit vroeger kon worden toegeschreven aan zeer specifieke en niet te vergeten filosofisch en historisch diepe fundamenten (de rechtsstaat, ethiek die ontleend is aan de geschiedenis en filosofie van het continent), zijn de ethiek en overtuigingen van Europa (of liever: de identiteit en de ideologie van Europa) vandaag de dag gaan draaien om "respect", "tolerantie" en de meest wegmetonzende van allemaal: "Diversiteit".
Zulke oppervlakkige definities van onszelf en onze ambities zullen ons wellicht door de komende jaren slepen, maar ze zijn volstrekt kansloos in het aanspreken van diepere loyaliteiten die samenlevingen moeten kunnen bereiken als ze langere tijd willen overleven.
Dit is slechts één reden waarom het waarschijnlijk is dat onze Europese cultuur, die zo veel eeuwen heeft overleefd en die zulke grote hoogten van menselijke beschaving heeft gedeeld met de wereld, het niet zal overleven.
Recente verkiezingen in Oostenrijk en de opkomst van de Alternative für Deutschland lijken te bewijzen dat ondanks dat de voortgang van culturele erosie niet te stuiten lijkt, initiatieven voor de culturele verdediging van Europa onacceptabel blijven. Zelfs na de recente tumultueuze jaren die ze achter de rug hebben, kan de Franse kiezer komend weekend in het stemhokje enkel kiezen tussen meer van dezelfde desastreuze status quo, of iemand uit de familie Le Pen.
Ondertussen gaat de mensenstroom richting Europe gewoon door. Alleen al gedurende het Paasweekeinde pikten Europese schepen meer dan 8.000 Afrikaanse migranten op uit de zeeën rondom Italië - en brachten hen naar Europa. Zo'n grote stroom, ooit ongebruikelijk, is nu routine, ogenschijnlijk onstuitbaar alsook eindeloos.
In De Wereld van Gisteren (1942) schreef de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig dat hij in de jaren die opbouwden richting de Tweede Wereldoorlog "voelde dat Europa, in haar staat van ontregeling, haar eigen doodsvonnis had bezegeld." Zijn observatie klopt, alleen zijn timing zat er naast: het zou nog enkele decennia duren voordat deze doodstraf zal worden uitgevoerd. Door onszelf, op onszelf.
Douglas Murray is een Britse conservatieve nicht die op flamboyante wijze regressieflinkse "liberals" fileert in het Britse publieke debat. Hij runt de Henry Jackson Society, waar ook Machteld Zee een jaar werkte, en is close met fijne doeners & denkers als Maajid Nawaz en Sam Harris. Ondanks zijn romantische inborst is hij chronisch somber over het lot van liberale westerse democratieën die, zoals het stuk hierboven beschrijft, zichzelf opknopen uit culturele vermoeidheid, een vals gevoel van collectieve schuld en de bekrompenheid van Brussels beleid. Dit artikel verscheen in het Engels in The Times (paywall), maar is hier op dit blog ook door iemand neergezet. Alvanwaar wij het zelf weer konden vertalen, omdat er in Nederland nou eenmaal niemand op dit niveau schrijft over dit onderwerp. Voor de liefhebbers, het hele boek is gisteren verschenen en ook gewoon bij Bol.com te koop.