The New Yorker zeikt over negerbling Gouden Koets
How to get to Carnegie Hall? Practice. How to get in het meest high brow tijdschrift van de Joe Es Ee? Zeiken over een efemeer racismepuntje. Na Zwarte Piet haalt nu ook de fittie om de slaven op de Gouden Koets ook de krant. Buiten een paar grappige dingetjes - des Rijks Museum wordt het Reichsmuseum genoemd en Pimmetje de Marokkanennaaier is ineens "fiercely racist" - is het natuurlijk weer een hysterische jammerklacht van een paar beroepsbozen. Barryl Biekman bijvoorbeeld, al honderd jaar "diversiteitsadviseur" dus professioneel gekwetst en altijd op zoek naar meer herstelbetalingen om zichzelf in leven te houden. Eindeloos gebazel over "decolonizing the mind", maar dan op het niveautje kleuterklas, omdat het alleen maar over kwetsende plaatjes gaat. Het is namelijk wel weer grappig om te zien hoe de Bijlmerbantoes weer helemaal aanslaan op een miniem puntje, terwijl het grote euvel onvermeld blijft: we horen namelijk geen kritiek op het koningshuis, maar alleen maar op de dikke waggie van WimLex. In de hysterische wereld van de Social Justice Warriors en beroepsgekwetsen is de vorm en de toon immers veel belangrijker dan de zaak. Geen verontwaardiging over de anderhalve miljoen die het prinsesje jaarlijks vanaf heur achttiende krijgt terwijl de zwarte bijstandsmoeders in de Bijlmer wegkwijnen in een steeds verder afbrokkelend sociaal stelsel, maar wel heel boos worden om een kwetsend plaatje. Ook is het leuk dat Denkertje Selçuk Öztürk aangehaald wordt als serieus politicus, want iemand die nationalist is namens het enorme alsook op slavernij drijvende Ottomaanse Rijk is natuurlijk precies het kereltje dat je spreken wilt als het over antislavernij gaat. Tja, het blijft leuk, die antikolonialen. Boos ranten op symbolen en totaal niet structureel en consequent denken over structuren, wat weer ironisch is, want van dezelfde mensen moeten we namelijk nadenken over de structurele ongelijkheid - institutional racism - van Nederland. maar daar hoort blijkbaar kritiek op een zwikkie verdwaalde jonge Duitse adel dat vreselijk rijk is middels het uitbuiten van negers en bruine mensen in de oost niet bij. Waarschijnlijk te moeilijk voor de institutioneel emotionelen.