Hennis reageert op brief van militair op GeenStijl
Antwoorden! Vorige maand publiceerden wij van het Roze Marsblog op de front page een brandbrief van een nog levende Unkown Soldier, die zijn beklag deed over het uniformverbod en het gebrek aan voorbereiding & middelen voor het geval van een aanval of dreigende situatie. Naar aanleiding van die brief stelden Bontes & Van Klaveren Kamervragen van MinDef Hennis. Haar antwoorden daarop kun je min of meer lezen als een reactie op de brief van die militair, dus die publiceren wij daarom hieronder integraal. Oordeel zelf.
Antwoorden op vragen van de leden Van Klaveren en Bontes (beiden Groep Bontes/Van Klaveren) aan de Minister van Defensie over noodkreet van een Nederlandse militair ingezonden 24 december 2014 met kenmerk 2014Z23940
1. Bent u bekend met het bericht 'Brief. Nederlandse militair over terreurdreiging?'
Ja.
2. Hoe duidt u de terechte zorgen van de Nederlandse militair, die stelt dat dit kabinet te bang is om de krijgsmacht zichzelf te laten verdedigen (wat o.a. tot uitdrukking komt in het uniformverbod)?
Defensie neemt de veiligheid van haar medewerkers zeer serieus. Door het besluit van de Nederlandse regering om deel te nemen aan militaire acties tegen de Islamitische Staat is het risico op een jihadistisch gemotiveerde aanslag in Nederland tegen een als militair herkenbare persoon groter dan het risico dat geldt voor Nederlanders die niet als militair herkenbaar zijn. Het dragen van het uniform tijdens het dagelijkse woon-/werkverkeer is niet noodzakelijk voor de uitoefening van de militaire taak en is om die reden tot nader order niet toegestaan. Het betreft een eenvoudige, logische en interne voorzorgsmaatregel die Defensie heeft genomen vanuit zijn werkgeversverantwoordelijkheid. De maatregel is niet uniek. Defensie heeft deze maatregel in het verleden eerder afgekondigd, bijvoorbeeld tijdens de inzet van Nederlandse F-16s boven Kosovo. Bij de uitoefening van militaire taken in de openbare ruimte, bijvoorbeeld in het kader van militaire steunverlening aan civiele autoriteiten, bij militaire plechtigheden of bij oefeningen, wordt het uniform gewoon gedragen.
3. Klopt het dat bij de meeste militairen objecten ongewapende burgers aan de poort staan? Zo nee, graag een overzicht waar dit wel het geval is. Zo ja, bent u bereid deze absurde situatie z.s.m. te veranderen?
Over beveiligingsmaatregelen doet Defensie doorgaans geen uitspraken, dus ook niet over de wijze waarop de toegang tot militaire objecten is georganiseerd. Op basis van informatie van de veiligheidsdiensten kan Defensie besluiten tot het nemen van aanvullende maatregelen om de veiligheid van het personeel te waarborgen, inbegrepen aanvullende maatregelen voor de toegang tot militaire objecten. Om het beoogde effect niet te ondergraven, worden over genomen of nog te nemen maatregelen geen mededelingen gedaan.
4. Kunt u aangeven of er een protocol bestaat over hoe er gehandeld dient te worden bij een eventuele aanval op een militair object?
Zie het antwoord op vraag 3.
5. Hoeveel bedreigingen zijn er afgelopen jaar binnengekomen bij Defensie en hoeveel verdachten van die bedreigingen zijn er opgepakt en uiteindelijk berecht?
Defensie doet over individuele gevallen geen mededelingen. Wel hecht ik eraan mee te delen dat er zich geen significante verandering heeft voorgedaan in de afgelopen periode.
6. Deelt u de visie van onze fractie dat het defensiepersoneel recht heeft op een CAO en dat er minimaal 10% salarisverhoging dient te komen om de opgelopen achterstand t.o.v. andere sectoren te compenseren (te bekostigen met het juridisch niet-verplichte deel van de begroting Ontwikkelingshulp)?
Ik deel met u de mening dat het personeel recht heeft op een CAO. De onderhandelingen hierover zijn intussen van start gegaan. Het is niet opportuun om hier nu inhoudelijk op in te gaan.
7. Wanneer komt u nu eindelijk tegemoet aan de oproep van onze fractie, om het budget van Defensie zo snel mogelijk te verhogen met 5 miljard en daarmee tevens te voldoen aan de afgesproken NAVO-norm?
Zoals door mij aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 7 november 2014 (Kamerstuk 33763, nr. 59) zal het kabinet u in het voorjaar 2015 antwoorden over de door de motie van het lid Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34000, nr. 23) gestelde vragen naar het ambitieniveau van de krijgsmacht, waarbij de financiële consequenties zullen worden meegenomen.
(bron)