Wat weten ze, en wat willen ze nog meer weten?
Toen SP-Kamerlid Ronald van Raak zaterdagochtend de Volkskrant dichtsloeg en keek naar zijn mobiele telefoon viel het socialistische kwartje. Vodafone werkt samen met de Britse inlichtingendienst GCHQ én is qua mobiele telefoonverkeer hoofdaannemer van de Tweede Kamer én de gehele Rijksoverheid. Van Raak is niet naïef en zijn Kamervragen dienen een zeker doel hij is één van de aanjagers naar het onderzoek naar de PRISM-affaire en de Nederlandse betrokkenheid maar er zullen ongetwijfeld Kamerleden zijn die nu net iets anders naar hun mobiele telefoon kijken. Ondertussen is Nederland zon beetje kampioen in het in de gaten houden van de eigen bevolking. Uw telefoon- en internetverkeer worden in gaten gehouden. Niet eens als er aanleiding toe is; de hele bulk wordt gemonitord. Zaterdag sprak ik een woordvoerder van de Amsterdamse politie over de kwestie van de cabaretier die een onwelgevallige tweet had geplaatst over de Gay Pride, die gisteren haar apotheose beleefde tijdens de jaarlijkse Canal Parade. We weten terwijl ik dit tik that is - nog steeds niet of het een grap is of dat hij inderdaad door de politie gebeld is. Maar de woordvoerder vond het in ieder geval géén onwaarschijnlijk verhaal. Dit is dus hoe de politie inmiddels opereert: even bellen als ze een hun onwelgevallige tweet zien.
Het is ook een misvatting te denken dat die hele PRISM-toestand een direct gevolg is van de aanslagen van 11 september 2001. Jazeker, wereldwijd wordt iedereen meer in de gaten gehouden sinds Osama Bin Ladens moordenaars hun beulswerk deden, maar de organisaties die dat doen stammen voor het merendeel van vlak na de Tweede Wereldoorlog en beleefden hun hoogtepunt in de Koude Oorlog. Hun werk is echter wel makkelijker geworden door de voortschrijdende technologie. Mobiel telefoonverkeer, internet, de webcam op uw laptop: het is allemaal net wat toegankelijker voor de inlichtingen-gemeenschap dan in de tijd dat deze nog gebruik moest maken van verouderde technieken als iemand fysiek schaduwen, microfoons in een telefoon draaien en twee gaten in een krant.
Dankzij klokkenluiders als Edward Snowden en Bradley Manning weten we nu hoe het er écht aan toe gaat in de inlichtingenwereld. Daar waar president Barack Obama onthaald werd als de progressieve prins op het witte paard blijkt hij nu leiding te geven aan een duister syndicaat van inlichtingendiensten, dat in perversiteit stukken verder gaat dan in de periode van voorganger George W. Bush.
Maar daar waar een land als Duitsland voortdurend kritisch is op de Amerikaanse bondgenoot, hult minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk (PvdA) zich in stilzwijgen. Hebben de Nederlandse inlichtingendiensten geld gekregen van de Amerikanen om hun systemen te verfijnen? Is er sprake van gegevensuitwisseling tussen de Nederlandse overheid en de Amerikaanse danwel Britse? Ronald de Zwijger zegt voorlopig niets, Timmerfrans de Zelfkicker houdt het bij wat facebooken over de Tour de France en welk boek hij heeft gelezen.
Als Plasterk na het reces aan de Tweede Kamer verslag doet van zijn bevindingen wordt het tijd voor een belangrijk debat over de Nederlandse inlichtingendiensten: wat weten ze, en wat willen ze nog meer weten? Daarna is het wellicht een idee om de grenzen van de soevereiniteit van de Nederlandse burger duidelijk af te bakenen.
En wellicht dat er een voorstel kan komen om de burger die zonder verdenking is met rust te laten maar wél alle bestuurders in Nederland te laten tappen. Van de minister-president tot de Limburgse wethouder, de minister van Buitenlandse Zaken tot de dijkgraaf.