Dat koninkrijk van u - komt daar nog wat van?

De actiegroepen van de sharia-fundos waren in die jaren diep geïnfiltreerd door de Egyptische geheime dienst. Dat was mogelijk een vorm van werkverschaffing, maar het gaf ook de mogelijkheid om op elk gewenst moment een groep zo ver te krijgen dat overheidsingrijpen er in de ogen van de publieke opinie gerechtvaardigd uitzag. Je hoeft geen thriller-schrijver te zijn om te bedenken waartoe dit arrangement geleid heeft. De sharia-fundos uitten regelmatig de beschuldiging dat de overheid zelf schuldig was aan de daden waarop vervolgens de sharia-fundamentalisten afgerekend werden: die daden zouden gepleegd zijn door de provocateurs die in de actiegroepen geïnfiltreerd waren.
De rol van de beroepsmoslims in dit spel was dubbelzinnig. Enerzijds zijn beroepsmoslims nu eenmaal voorstander van invoering van de sharia, anderzijds hebben de meeste beroepsmoslims in Egypte een dienstverband met de overheid, wat een bescheiden maandsalaris oplevert. Koorddansen en touwtrekken zijn waarschijnlijk verplichte bijvakken in de opleiding tot beroepsmoslim. En dan zijn daar altijd ook nog de zegeningen van het recht tot taqiyya. Hoe het ook zij, de islamitische staat speelde in ieders gedachten een grote rol. Zon staat zoude er komen! Zon staat moest komen! Wanneer kwam die staat? Ook in het christendom speelt zulke spanning wel een rol, denk aan de dichtregel van volksschrijver Gerard Reve: Heer dat koninkrijk van u komt daar nog wat van?
Het militaire regime van de Faraos speelde het spel op twee fronten: politie en geheime diensten speelden diefje-met-verlos met de fundos. Er bestonden concentratiekampen voor verdachten van sharia-fundamentalisme. De juridische procedures die mensen in zon kamp of aan de galg brachten waren naar onze hoge normen soms wat nonchalant. Bovendien meende de regering de plicht te hebben voor elke sharia-fundamentalist ook een Marxist en een Kopt te moeten laten oppakken, in het kader van de zogeheten evenhandedness, gelijkhandigheid.
Het tweede front was ideologisch: er werden commissies opgericht ter codificatie van de sharia. De sharia is immers niet gecodificeerd, en een expert moet uit de handboeken gewaar worden wat de sharia voorschrijft. Dat proces van codificatie was ongewoon gecompliceerd, lieten de regering en de juristerij regelmatig weten, en zou nog jaren duren. Maar waar de sharia-fundamentalisten om vroegen was niet codificatie van de sharia, maar de invoering. Dat hoefde geen jaren te kosten, was de algemene opvatting, dat moest gewoon gebeuren. Steeds weer, in deze jaren, beloofde de regering dat die codificatie eraan kwam, en dat de voltooiing van dit mooie karwei nabij was gekomen. Achteraf is er weinig voor nodig om te begrijpen dat alle aandacht voor het wat?, hoe? en wanneer? van een islamitische staat onverstandig was. Bovendien zag het eruit alsof er volstrekte eenstemmigheid over bestond dat een islamitische staat heel mooi en wenselijk was; en volledig haalbaar, zij het nu nog even nét niet.
Ook in de islamitische wereld buiten Egypte zijn dergelijke spelletjes gespeeld, met vergelijkbare resultaten. Het geniale van de leiders van de huidige Islamitische Staat in Syrië en Irak is dat ze begrepen hebben dat het op deze voedingsbodem mogelijk was uit te roepen dat de islamitische staat niet alleen, zoals iedereen al dacht, wenselijk was hij was er al, en zij waren het.