Bert Brussen kijkt Zomergasten: David v. Reybrouck
Misschien was het dat Vlaamse accent. Of die al even Vlaamse flegmatiek. Of zijn aankondiging van een Zomergasten die in het teken zou staan van zijn ongelofelijke gevoeligheid voor de visuele schoonheid van de wereld. Wat een kleurrijke en verstillende avond zou gaan worden, zo vulde zomergastheer Wilfried de Jong aan. Wat hét dan ook was, David van Reybrouck bleek een Zomergast van formaat.
Van Reybrouck was geen poseur. Geen pocher, geen snob, geen pleaser, geen narcist, geen koortsig ego noch een opzichtig dweper. Hij was oorspronkelijk denker en had in het format van Zomergasten vooral als nadeel dat hij in het format van Zomergasten zat. Liever had hij oneindig doorgepraat zonder onderbreking, hardop doordenken, maar De Jong moest soms onverbiddelijk ingrijpen en afremmen. Niet alleen om te voorkomen dat Van Reybrouck al te diep op zijn eigen materie zou ingaan, zoals zijn ideeën over nieuwe vormen van democratie omdat de huidige niet meer functioneert (het dak lekt), maar toch ook omdat er in die kleurrijke en verstillende avond nog teveel fragmenten zaten.
Zo leek deze laatste Zomergasten van dit seizoen niet te beginnen overigens. Ondergetekende dacht een lange moeilijke avond tegemoet te gaan, met een archetypische intellectueel (een Vlaamse intellectueel, dat zijn de lastigsten!) die na het losjes citeren van Samuel Beckett de aftiteling (!) van een voor de gemiddelde sterveling volstrekt onbekende Chinese arthousefilm als openingsfragment koos.
Ik geloof in de cinema als collectieve ervaring. En dat terwijl zijn bril toch ook weer niet zon heel ingewikkeld montuur leek te hebben. Ondergetekende dacht, vrij geparafraseerd: Zou hij aanstonds een pijp stoppen en de avond volblaffen met pedante NRC Handelsblad-beschouwingen over Borgesiaanse cinema in het autarkisch bewustzijn van anti-klerikaal post-Sovjet Bulgarije en het suburbane schisma na de val van de muur en de komst van het verderfelijk kapitalisme?
Driewerf neen.
Niets van dat alles. Er was wel een universum vol gedachtes en ideeën die écht origineel bleken. Verbluffend origineel. En tevens even schrijnend als mooi verdriet.
Verdriet om de dood van de Friese dichter Tjebbe Hettinga, die op te jonge leeftijd overleed. Het gemis van deze dichter werd tastbaar toen Van Reybrouck terugdacht aan het laatste telefoongesprek dat hij met de dichter voerde, de laatste mosselenmaaltijd die ze samen genoten, de uitvaart waar Van Reybrouck had gesproken.
Zonder dat het klef werd of door de genadeloze camera te veel werd uitvergroot tot gemakzuchtig effectbejag.
Prachtige televisie.
Van Reybrouck bleek een denker die gansch de Lage Landen nog nodig zal hebben. Authentiek, verfrissend en vernieuwend. Zijn ideeën over nieuwe vormen van democratie zijn bij het grote publiek reeds bekend, maar ook zijn opvattingen over, zoals hij het noemt, post-post-kolonialisme bleken bevrijdend. Ja, de schuldvraag van het kolonialisme is voor het Westen van belang maar daar houdt het niet op. Het gaat om meer dan de schuldvraag. We moeten verder durven denken. Luisteren naar wat de Afrikanen dáár vinden. De stem van post-koloniale Congolezen moet worden gehoord. Het zal de Congolezen van nu worst zijn dat jonge Belgen zich schuldig voelen aan het kolonialisme.
Amen.
Het was haast als de poëzie met hart en handen die hij zei zo weinig nog te zien. Als een roman geschreven vanuit het aardse gevoel, zonder gelikte verhaallijnen en plotontwikkelingen, waar hij zei zon hekel aan te hebben. Van die poëzie en romans die worden geschreven door mensen die Nederlandse letteren hebben gestudeerd.
Alles kwam voort uit het aardse gevoel. Ook de grote existentiële opgave van verdriet en troost. Schijnbaar moeiteloos maar zonder kitscherig drama herbeleefde hij de gruwelijke dood van vijf (!) vrienden waarmee hij ooit op wintersport was. Zij waren vijf van de twintig slachtoffers die in de gondel van een kabelbaan zaten, hoog in de Italiaanse Dolomieten, toen een Amerikaanse straaljager door de kabels heen vloog en de gondel ter pletter stortte, waardoor alle twintig inzittenden omkwamen.
In beklemmende spanning vertelde hij hoe hij die dag niet in de gondel was gestapt. Hoe hij met zijn broer tot diep in de nacht in het hotel had zitten wachten, terwijl op de televisie beelden waren te zijn van de gecrashte gondel. En hoe hij, toen het nieuws van de plotselinge dood tot hem kwam als de gevreesde bevestiging van een voorvoeld lot, in het holst van de nacht de ouders van zijn vijf overleden vrienden belde om het vreselijke nieuws over te brengen: Wat je dan hoort, is als de romp van een schip dat openscheurt. Zomergast en zomergastheer hielden elkaars blik vast. Er klonk slechts het oorverdovende geluid van terechte stilte.
Uitzonderlijke, prachtige televisie.
Volgens Van Reybrouck was die dood van zijn vrienden ook het moment dat hij voor het schrijven koos. Hij schreef er de roman Slagschaduw over en vond in de schoonheid van taal zijn troost. Dat iemand verdriet kan vertalen in dergelijke originele ideeën, en ze zo gracieus kan delen, is van een onvoorstelbare grootsheid.
Chapeau.
Bert Brussen is hoofdredacteur van ThePostOnline en Zomergasten-veteraan.