GeenStijl doet London2012 in 48 uur (1)
De wandeltocht van Stratford Station naar het Olympic Park is een soort Trial of Tears van imbeciliteit. Om de meter een glimlachvrijwilliger met een megafoon die smiles eist, willekeurig landen oplepelt gevolgd door een geforceerd passioneel YEAH en daarmee de meute dirigeert. Onderbetaalde corporate pretjunks die de fobische crowdcontrolkanker verbloemen. De totale disneyficatie van alle grote evenementen heeft namelijk ook bij de Olympische Spelen toegeslagen. Ik wil rebelleren, al middelvingers opstekend tegen de stroom ingaan, van de ziekburgerlijke gebaande paden afwijken, een puppie kapot stampen, iets om toe geven aan de dwangneurotische neiging deze kuddegedrag bevorderende autoriteit te verstoren. Maar ja. Ik wil ook het Olympic Park binnen. Een dansende Britse politieagent komt op me af. Heeft schijnbaar dit filmpje gezien en hoopt op zijn 15 seconds of fame. In zijn rechterhand een grote randdebiele piepschuimen hand. Stakker. Of ik hem wil highfiven. Jawel, natuurlijk, maar dan wel in de balzak. Met een pikhouweel. Uiteraard geef ik hem twee seconden later gedwee een highfive. Ik voel me vies. Nep. Dit zijn niet de epische Olympische Spelen, dit is een plastic Happy Meal-variant daarvan.
Een week eerder. Brusselmans vraagt op GSHQ of ik het zie zitten om namens GeenStijl embedded te gaan bij de Olympische Spelen. Eén dag. Vrijdag weg, zaterdag de Spelen, zondag terug. Want het moet weinig kosten en er moeten wel gewoon topics gebakken worden. Er zouden tickets geregeld worden voor het Amerikaanse basketballteam. Ik kreeg een klein stijfje in mijn broek. Het Amerikaanse team zien spelen, daar zou ik nog een hondsdolle berggorilla voor verkrachten als het moest. Eén catch. Onze techie Joris zou het geheel via zijn connecties regelen. En Joris haat mij met de haat van duizend vrouwen.
Kijk, de Olympische Spelen brengen de hele wereld tot stilstand. Dat is mooi. Sporten die vier jaar lang van elke sponsorpotentie worden weggenegeerd staan nu twee weken in de spotlights net te doen alsof ze onmisbaar zijn. De tien meter nietpistool schieten, bergafwaarts galeischiproeien, paardenballet, de magie van de Spelen maakt zelfs van een spermaholocaust als badminton nog een juichwaardige sport. Van die magie wil ik als sportjunk een hit scoren. De sportmagie snuiven alsof het een lijn coke is op de neptieten van een Thaise hoer. Intraveneus alle heroïsche supermenselijkheden die ooit plaatsvonden tijdens de Spelen tot diep in mijn bloedbaan spuiten. En ik wil op zaterdag LeBron James zien dunken over twee Leetowers om Vince Carter en zijn Weis-dunk voor altijd uit de geschiedenisboeken te wissen, uiteraard.
Maar eerst in Londen zien te komen.
Vrijdagavond. Ik sta bibberend op het achterdek van de Stena Brittanica te staren naar Hoek van Holland, wat er vanuit dit perspectief zowaar uitziet als een volwaardig dorp in plaats van een open inrichting voor verdwaalde halfies. Ja, een boot ja. Natuurlijk had een vlucht van een uurtje ook gekund, maar volgens Joris zou ik de Olympische ervaring meer waarderen als ik zeven uur lang zwalkend over de Noordzee zou dobberen. Wat op zich geen probleem zou zijn geweest als ik de nacht slapend had kunnen doorbrengen in een hut. Maar ja, Joris haat mij.
Passagiers van de boot worden opgehokt op dek 9. Her en der wat TV-schermen, een restaurant, een speelhoek, een peperdure taxfreeshop, talrijke zeer ongemakkelijke stoelen en hoop Nederlandse gezinnetjes waarvan de ouders Joost en Sjakkelien heten. Veelal in oranje kleren en met kolderieke oranje pruiken. Zon ferry is eigenlijk een soort drijvende debielencamping die je normaal alleen rond het Gardameer vindt. Een nautisch afvoerputje van het kneuterigste wat de Hollandse vaderlandsliefde voort kan brengen. Alsof een Wit-Russische kogelstootster je bij de balzak grijpt en over de 22,63 meter smijt, maar dan uitgerekt over een boottocht van zeven uur. Fuck it. Er is een voetbalkooi met baskets op het dek te vinden. Een boot met een basketballveldje aan boord is een goede boot, in mijn boek.
Er is hoop.
Na de afvaart prop ik me in een stoel die is ontworpen door een manisch-depressieve mensenhater voor Syrische martelkampen en kijk op een haperend TV-scherm naar de finale van de 3000 meter steeplechase voor vrouwen. Misschien wel de meest hilarische sport ooit uitgevonden door de mensheid. De willekeur van die bak water? Beste trollactie ooit. Jammer dat de brandende hoepel en het koorddansen nog ontbreken als onderdeel. Ach, faceplantende steeplechase meisje in een bak vol water wordt qua sporthumor alleen nog ingehaald door falende hordenloopsters.
Enthousiast joelen voor de TV, hopend op bloed. Sporten als de steeplechase kijk je met een NASCAR-mentaliteit, hopend op de crash. Ook dat zijn de Olympische Spelen.
En dan volgt nu een lijstje van dingen die een zeven uur durende bootreis aanzienlijk zouden verbeteren qua entertainmentwaarde.
1) Een van de vrouwelijke bemanningsleden is een stripper die ergens tijdens de reis een vijf minuten durende act zal opvoeren, maar niemand weet wie, waar en wanneer
2) Een kindvrije zone
3) Sommige van de dekstoelen zijn schietstoelen die willekeurig afgaan tijdens de reis
4) Een loopplank
5) De mogelijkheid om in een opblaasbanaan achter de boot aan te stuiteren. Er zijn namelijk vast Nederlanders die er in trappen.
6) Een kartbaan die alle veertien dekken aandoet
7) Lekker wijf = gratis wodkashotjes
8) Paintballguns met gratis refill
9) Ken Block als kapitein, olieplatformen als uitdaging
10) Onopvallende ijsbergen in de zee, drie vlammenwerpkanonnen op de boeg en een puntenklassement
Harwich, half zeven in de ochtend. Heb geslapen als een baby. Althans, een baby die Robert Mikelsons als oppas had. Joost en Sjakkelien zijn er niet in geslaagd met de Nederlandse opvoedmethode hun kinderen langer dan vijf minuten koest te houden. Ik heb vele tranen gehuild voor de toekomst van mijn land.
Een plastic buis wordt aan de boot gekoppeld voor de passagiersliposuctie. Ik kreupel mezelf tussen de koddige rolkoffers door richting het station. Grappig detail. Wie zichzelf per boot naar Engeland transporteert mag na aankomst nog een uur in een Britse trein verpozen alvorens daadwerkelijk in London aan te komen. Pluspunt: rijdt op tijd. Minpunt: vanwege sterk verouderd spoor en materieel een forenzenblender. Het ene moment zit je rustig een kop koffie te slurpen, het andere moment lig je met een schedelbasisfractuur en beide armen vol brandwonden opgevouwen aan de andere kant van de coupé.
De Britse krant die ik ondanks de door de treinreis veroorzaakte dyslexie probeer te lezen bestaat voor zeventig procent uit de term TEAM GB. Doen die Britten goed, qua marketing. Nederlandse sporters eindigen steevast in een studio waar ze live op TV naar Fart SmAIDS mogen luisteren. That's it. In Engeland is op commercieel vernuftige wijze samenhorigheid gecreëerd met de term TEAM GB. Sportmarketing zoals het moet. Het is TEAM GB voor en TEAM GB na. Nationale sporthelden als Andy Murray en Bradley Wiggins bezigen de term, journalisten bezigen de term, zelfs die paar Britten die op stations als Cholsester, Manningtree en Shenfield instappen bezigen de term. En er is geen vierkante meter in GB te vinden waar postergirl Jessica Ennis nog niet op prijkt. TEAM GB leeft. Nationalistische propaganda waar zelfs Hitler een bewonderend applausje voor zou geven. En het werkt. Hoe dichter bij Londen, hoe meer je deel wil uit maken van TEAM GB, in al haar infantiliteit.
Ik heb een mooi hotel voor je geregeld op vijf minuutjes lopen van Liverpool Street Station, had Joris me gezegd. Twintig minuten later stond ik voor een vervallen hostel nabij Shoreditch Church op Kingsland Road. De receptie bestond uit een plastic tafel, twee vervallen IKEA-stoelen en een bank in vergaande staat van levensmoeheid. Ach, bedacht ik me, een stapelbed in een zaal vol backpackers is ook een bed. Bovendien zou ik er maar kort gebruik van maken. De basketballwedstrijden zijn pas rond middernacht afgelopen en ik moest om acht uur s ochtends al weer de trein naar Harwich hebben. De buurt zag er rustig uit, nauwelijks autos op straat. Dat plus een schoon bed is alles wat een working class hero GS-blogger nodig heeft voor wat goede nachtrust.
Na het inchecken wandel ik langs de A10 richting de Thames. Elke vierkante centimeter is gebruikt om aan te geven hoe je vanaf die plek bij het Olympic Park kunt komen. De GeenStijlroze wegwijsstickers zijn daadwerkelijk overal. Heel de stad roze. En wat ook opvalt is het totale gebrek aan niet officiële Olympische uitingen. De middenstand kan het evenement wat twee weken lang de hele stad kaapt niet voor eigen promotie gebruiken, want dan komt de merkenpolitie langs. Midden in de nacht. Om de ondernemer voor de ogen van zijn gezin dood te schieten. Schijnt. De enige marketing rondom de Spelen is de officiële marketing, en die hangt dan ook daadwerkelijk overal.
Ontbijt bij de Starbucks naast de Tower of London. Mijmeren over een juwelenroof. Fantaseren over hoe Coach K een speler tekort komt en mij uit het publiek trekt om de alley oops op LeBron en Durant te geven. Toeristen bekijken. Althans, toeristen. Iedereen op straat is sporter, fan of hulpsheriff bij de Olympische Spelen, lijkt het wel. Alsof Londen alleen toegankelijk is voor mensen die betrokken zijn bij de Spelen. Benauwend idee. Op weg naar station Tower Gateway voor de District Line zie ik een zwerver zijn urine tegen een kantoorslavenflat occupyën. Dat lucht op.
Alle bordjes, omroepen en crowdmanagers willen me naar West Ham hebben, omdat station Strantford te druk is. Ik stap dus over op de Central Line naar Stratford, autonoom en rebels als ik ben. Een teringdrukte aldaar. Mijn Lemming-meter slaat ver uit. Maar voor de betere systeemhaatguerilla dienen offers gebracht te worden.
Glimlachvrijwilligers. Megafoons. Dansende agenten. Piepschuimen handschoenen. Highfives. Een zombiekudde van tienduizenden gewillige klapkoeien. Iedereen doet precies wat de IOC-publieksmanagers van te voren voor de toeschouwers heeft uitgestippeld. Het Rollercoaster Tycoon gevoel is groot. Checkpoint hier, checkpoint daar, röntgenapparaat, zelfs een militair checkpoint. De deobus van de man voor mij wordt geconfiskeerd. Ik zelf krijg het levensgevaarlijke voorwerp door alle controles heen. Alsof ik Tagir Khaibulaev sneller met Ipon op de tatami heb dan Usain Bolt de 100 meter loopt. Mijn deobus met een rode ster als stijlicoon van een vrijheidsoorlog op de shirts van miljoenen statement makende studenten, nu.
Ik ben het Olympic Park binnen. Voor mij ligt het Aquatic Centre, die spastische toren met rode buizen en het atletiekstadion. Heilige sportgrond, ik ben er. Hier ga ik mijn Amerikaanse basketballiconen in levende lijve aanschouwen. Mijn telefoon trilt. Het is Joris.
Dit is het eerste deel in een drieluik over de reis van GeenStijl naar de Olympische Spelen in het weekend van 3 - 5 augustus.